De geschiedenis van de Lutine

24 jun 2021

De publicatie van het zeer interessante artikel van Piet Koning over de schat van de Lutine.

Het bestuur van de Vrienden van Volendams Erfgoed is verheugd dat aan de edities van het Museumjaarboek is meegewerkt door de Volendammer boeken- schrijvers Piet Koning en Jan Kes. Zo heeft Jan Kes ons met zijn bijdrage in het Museumjaar- boek getrakteerd op een vrachtlading aan geheel onbekende geschiedkundige feiten over de geschiedenis en Volendams erfgoed. Hieronder volgt een publicatie van het zeer interessante artikel van Piet Koning over de schat van de Lutine.

De lutine

 

Levensloop (vg. Wikipedia)

De Lutine werd op 11 september 1779 te water gelaten en behoorde tot een groep van twaalf fregatten in de Magicienneklasse die in opdracht van de Franse Marine werden gebouwd. Tijdens de Franse Revolutie vond het Beleg van Toulon plaats en nadat de koningsgezinden hier op 18 december 1793 verslagen waren vreesden zij dat hun zestien schepen in handen van de revolutionairen zouden vallen. Op 18 december 1793 droegen zij deze schepen, waaronder de Lutine, over aan de Britse viceadmiraal Lord Hood. Onder Engelse vlag werd de naam gewijzigd in H.M.S. Lutine. In Engelse dienst blokkeerde het jarenlang op de Noordzee de toegang tot Amsterdam. 

 

Geld, goud en zilver. 

Bij het woord ‘schatten’ denken en dromen wij die ook de materie liefhebben, toch in de eerste plaats aan geld, goud en zilver: sprookjes over kabouters die er mensen mee belonen, verhalen over zeerovers die er op een ‘Schateiland’ op woeste wijze met elkaar om vechten. De bewoners van ons dorp hebben zeker driemaal met zo’n schat te maken gehad. Van twee vondsten weet ik nog te weinig om er over te berichten, van één, de machtige goud- en zilvervondst in de 19de eeuw door schipper Sinte Pieter Salomons, later Snoek, en zijn knecht neef Pieter Keuken op de Terschellinger Gronden, heb ik u het verhaal (met de bronnen) in het boek ‘Schipper op, schipper af’ mogen vertellen.

In het jaar 1799 vervoerde de Lutine een grote lading goud en zilver ter waarde van een voor die tijd onvoorstelbaar kapitaal aan gouden en zilveren munten van 7,5 miljoen  euro vanuit Engeland naar Hamburg.  Als begeleiding van de lading reisde een aantal notabelen mee. In de nacht van 9 op 10 oktober ging het mis in een storm ten noorden van Vlieland en Terschelling. Het schip voer te dicht op de kust en liep op een zandbank. Het schip sloeg alarm door zijn kanons te laten bulderen. Er kwam een reddingsactie op gang vanaf de eilanden en door het nabij voor anker gelegen Britse oorlogsschip Arrow. De redders moesten echter wachten tot de storm was gaan liggen. De Lutine zonk en slechts een van de 270 opvarenden overleefde de ramp, hij werd door een Vlielandse loodsboot uit het water gered.

De doden werden begraven in een massagraf in een duinvallei bij de vuurtoren Brandaris: een plek die sindsdien ‘Dodemanskiste’ wordt genoemd. En het geld? Officieel is daarvan nooit meer dan een miljoen gevonden. De rest, zo luidt de romantische slotzin, ligt voor eeuwig in de bodem der zee. De werkelijkheid was dat de Schellinger schipper Kees Doeksen, beter bekend als Blanke Nelis, nog op zee was, toen het Engelse schip de Lutine verging. Hij zag het gebeuren en wist daarom precies waar het wrak lag. Hij werd goudvisser en haalde zo veel naar boven dat hij een goud- en zilverwinkel kon beginnen in Leeuwarden. Van de Volendammer vissers die ook vanuit West-Terschelling boven de eilanden visten, heeft ook Pieter Salomons ontdekt waar hij moest wezen en hoe hij een en ander boven water kon krijgen: met een met lood verzwaard balkje, dat van weerhaken en een netje was voorzien. 

Ook deze schipper en zijn knecht hielden het voor gezien op zee, toen de buit binnen was. Pieter Keuken kocht landerijen en huizen en begon een tagrijn annex bank van lening voor wie een botter wilde kopen. Piet Salomons ging stilleven en werd een gulle beschermheer van het weeshuis in Edam waar hij was opgevoed. Wat hij niet direct nodig had, begroef hij op het erf achter zijn huis (achter nu café Centraal). Na zijn dood, toen zijn huisje werd afgebroken, vonden de slopers Buissie en Jaap van Wouter de vergeten goudpot, die - na het samen delen - ook hun leven ingrijpend -veranderde. Ook zij gingen in zaken en openden ieder een Tagrijn. 

Wie weet nog meer details over de Lutine?

Ik ben ervan overtuigd dat er nog steeds kennis in het dorp aanwezig is over details van deze reality-story, die wij nog niet kennen. Dat blijkt bij voorbeeld uit wat er zich afspeelde, toen Paul de Boer, de eigenaar van cafetaria-restaurant de Luns, enkele jaren geleden een verbouwinkje pleegde. Paul had het huisje, dat vroeger aan het erf van Sinte Pieter Salomons grensde, gekocht en wilde het bij de Luns trekken. De nacht na de sloop werden hij en zijn vrouw Wendy wakker van vreemde geluiden. Door het achterraam zagen zij dat mensen bezig waren de grond af te tasten met een metaaldetector: misschien had Sinte Pieter nog zo’n pot laten staan!