Het 50-jarig jubileum van IJsclub Volendam in 2013 was de aanleiding voor dit artikel. Het is een lees- en kijkverhaal geworden vol ijsfeiten en ijsanekdotes, die zo voor het nageslacht bewaard blijven.
Het 50-jarig jubileum van IJsclub Volendam in 2013 was de aanleiding voor dit artikel. Toen er in de media weinig werd verteld over de geschiedenis van de vereniging, werd eindredacteur Piet Koning gevraagd daar in het museumjaarboek aandacht aan te besteden. Materiaal werd verzameld uit het archief van de Nivo, de IJsclub en uit boeken als '100 jaar Winter 1895-1995', ‘Op schaatsen door Noord-Holland en Utrecht' en 'Volendam in Wintertijd' in het museumjaarboek 2007 en mensen die 'erbij' waren geweest, werden geïnterviewd. Kees Bond, bestuurslid van de Vrienden van het Volendams Museum, heeft zijn ijskoude bevindingen aan het papier toevertrouwd.
Het is een lees- en kijkverhaal geworden vol ijsfeiten en ijsanekdotes, die zo voor het nageslacht bewaard blijven.
Op 3 maart 1895 kwamen in het café van de weduwe Bos in Oosthuizen negen plaatselijke IJsclubs, waaronder die van Edam, bijeen en richtten de ijsbond Hollands Noorderkwartier op (zie 100 jaar Winter). Ze deden dat in het besef dat zij gezamenlijk meer konden bereiken en met de wil om verder dan de plaatselijke, belangen te kijken. Het is het begin geweest van wat nu een organisatie van 159 ijsverenigingen met meer dan 62.000 leden is. Het gewest Noord-Holland/Utrecht van de KNSB is sinds 1948 de voortzetting van die oude IJsbond.
De winter van 1940. Een tegenlicht opname van de haven in 1940, het jaar waarin 'De IJsvogels', Volendams eerste IJsclub, werd opgericht (foto Panorama).
Voor de duidelijkheid zij vermeld dat Volendam toen als dorp nog geen eigen rol speelde bij het ijsgebeuren. De eigen schaatsclub werd pas in 1940 opgericht en ingeschreven bij de IJsbond onder de naam 'De IJsvogels'.
Van deze club zijn ons geen activiteiten bekend, niet in de oorlogstijd en niet daarna. Het lijkt er sterk op dat ze weinig dadendrang gekend hebben, want in de strenge winter van 1947 stonden ze geheel buiten spel, zowel bij de organisatie van een autotocht op de Gouwzee (6-2-1947) als bij de grote kampioenswedstrijd (18-2-1947), gewonnen door de latere bondscoach Egbert van ‘t Oever. De organiserende clubs van Monnickendam en Marken hadden toen een eigen controlepost vlak voor onze haven ingericht en lieten Volendam er buiten.
Willem Ballap Kwakman links en Puck Molenaar rechts vegen in 1947 de baan op de haven. Vooral Puck stond er met dat ijzerbeslag onder zijn östers (klompen) professioneel bij. Het was zoals ze dat noemden, liefdewerk oud papier, want de baanvegers werden er, anders dan vóór de Tweede Wereldoorlog, niet meer voor betaald.
Wel actief in de IJsbond vanaf 1895 was onze burgemeester, de heer Hendrik Jan Calkoen (1875-1945). Zowel in Edam als Volendam bevorderde hij het ijsvermaak. Op gemeentelijke kosten (niet ongewoon in die tijd) liet hij banen uitzetten op de Gouwzee en op vaarten en ook de baanvegers die ze onderhielden, liet hij betalen. Het zal duidelijk zijn dat hij daarop vanuit Volendam weinig kritiek zal hebben onder vonden: de minderbedeelden (vooral de schippersknechten die 's winters geen werk hadden), konden zo een centje bijverdienen én er kon naar hartenlust geschaatst worden op sneeuwvrij ijs. Dat laatste was ook belangrijk, want schaatsen was toen bij ons zeker zo populair als in onze tijd. Dit blijkt niet alleen uit de vele schilderijen en foto's die ervan zijn, maar ook indirect uit de advertorials (advertenties vermomd als nieuwstekst) van de twee meest gerenommeerde schaatsenslijpers van het dorp: Jaap Buijs, de timmerman aan de Edammerweg, en Willem Honingh, boer, melkboer en ijsverkoper in Katwoude.
Qua model verschilt de sneeuwschuiver van vroeger niet zoveel met die van nu, wel qua voortbeweging: het schuiven en vegen ging toen altijd op mankracht.
Schaatsen slijpen is een toer, Dat gebeurt nu door een boer!
Mensen laat uw schaatsen niet verknoeien. Een boer hoort in de stal bij zijn koeien.
En Willem antwoordde
Schaatsen slijpen is geen toer. Dat kan zelfs de domste boer. Hij haalt en brengt ze bij u thuis En is goedkoper dan Jaap Buijs!.
Maar die liefde voor het schaatsen uitte zich bij Volendammers toen meestal niet in een grote sportieve prestatiedrang. Wie de foto’s van de imponerende, breeduit schaatsende Volendammer mannen in hun ‘beste goed’ bekijkt, weet dat het ze meer ging om gezien en bewonderd te worden dan om snelheid of grote afstanden. Over grote ijsprestaties wordt dan ook weinig verhaald (in tegenstelling tot in Edam met Koen de Koning en Cor Jongert), hoewel ze natuurlijk niet helemaal ontbreken.
Zo gingen en gaan verhalen dat er vroeger in Volendam vaak om ‘spek en bonen’ geschaatst werd. De winnaars kregen dan geen geldprijzen, maar goederen in natura: een zak aardappelen, brandstof of meel, een groot roggebrood of een ham. Uitblinkers bij deze wedstrijden schijnen vooral de nazaten van ‘de Kouwe Aardappel’ (later afgekort tot ‘de Kouwe’) geweest te zijn. Dick Maurer, ook van die stam, vertelde dat hij zo nog een keer een emmertje vet gewonnen had voor zijn ‘ootje’(oma).
Zo schaatsten Hein van de Slappe Bootsman, Maartje van Dirk van Boertje Zwarthoed, de vrouw van Veerman Som, en Sijmen Snert Schilder uit de Antoniusstraat in de winter van 1929 met een paar ‘stikken roggebrood in de buul’ en een kompas in de hand in één dag heen en terug naar Urk.
Het was een prachtig gezicht, als deze mannen voorbij kwamen en reken maar dat ze zich daarvan bewust waren. Vanaf de kopman rechts zijn het Hein van de Knoest Tol, Zuideinde 107; Sijmen Sikkes Tol, Rokersgracht; Jan van de Knoest Tol Giekstraat 15; Evert Koeper Tuijp, Rokersgracht; Sijmen van de Knoest Tol, WJTuinstraat; Broekhuis de Boer, WJTuinstraat; De Gokker Tol, Edammerweg en Jan Akkerboom (BerendDemmerstraat. De foto komt uit het tijdschrift Wereldrevu (1924). Het is in de buurt van het klaphek (bij boer Beets).