Wetenswaardigheden en het ontstaan van bijnamen in Volendammer families (in alfabetische volgorde weergegeven) door Jan Jobse Tol met aanvullingen van Jan Schilder (Vik).
Het gebruik van bijnamen was praktisch omdat er in Volendam van oudsher weinig familienamen en ook betrekkelijk weinig voornamen voorkwamen. Kwam ook nog bij dat de kinderen van echtparen werden vernoemd naar hun ouders of broers en zussen van hun ouders. Dan bleven die kinderen met vaak dezelfde achternamen doorgaan naar volgende generaties. Volendam had deze bijnamen dus echt nodig om de verschillende families uit elkaar te houden.
Mannen kregen veel vaker een bijnaam dan een vrouw. Wel is het zo, dat de vrouwen net als de mannen dan werden aangesproken met hun eigen voornaam en de bijnaam van vader. Bijv. Hein Loege, Ger Loege, Griet Loege, Annie Loege, enz. of: Hein Po, Louw Po, Annie Po, enz.
De Volendammers hebben, zeker binnen het dialect, voor alles en nog wat andere namen. Waarom zouden de bijnamen daar een uitzondering op vormen.
Het waren niet alleen de vele dezelfde achternamen, zoals Tol, Schilder en Veerman maar ook het feit dat men moest vernoemen, en als gevolg daarvan twee zonen had die de voornaam Klaas hadden of drie zonen met de voornaam Jan. Dan werd het bv. Jan, 'groot Jan' en 'klein Jan'. In het verleden had men best wel de fantasie, maar het behoorde niet tot de cultuur in Volendam om een kind dan bijv. Johan, Han of Hans te noemen.
In veruit de meeste gevallen werden en worden de mannen met een bijnaam geconfronteerd. Vrouwen worden wel vaak met de bijnaam van vaderskant of moederskant aangeduid. Doch zij worden veel vaker met hun eigen naam aangesproken en aangeduid dan mannen.
Het komt heel vaak voor dat men wordt aangeduid met de bijnaam, maar wordt aangesproken met de voornaam. Ook is de bijnaam vaak afgekort. Bijv. Proppeschieter werd Prop of Puitaal werd Puit.
Hoe kwam iemand aan een bijnaam? Dat is vaak naar aanleiding van een beroep, een bepaald voorval of een bepaalde naam of opmerking, maar ook soms heel onwillekeurig en soms toepasselijk of treffend.
Hieronder heb ik getracht per familienaam (alfabetisch gerangschikt) te achterhalen hoe enkele Volendammers binnen deze familie aan hun bijnaam zijn gekomen, hoe hij of zij die hebben verkregen. Hierbij zijn de geboorte en overlijdensdata van de betreffende personen genoemd om een beeld te geven in welke tijd iemand voor t eerst in een familie zo'n bijnaam kreeg.
De familienaam De Boer.
Drie generaties kasteleins van café de Boer hadden de naam Jan de Boer. Doch een broer van de tweede generatie, Jan de Boer, kreeg de bijnaam: ‘Jan met het gouden handje’ (1904-1970). Hoe kwam Jan aan die bijnaam? In de jaren zestig van de vorige eeuw verkocht hij o.a. in Volendam Belgische Staatsloten. Dan zei hij tegen een belangstellende klant; 'Koop ze nou maar, want ik heb een gouden hand'.
Er waren er ook die voor zichzelf een bijnaam bedacht hadden. Henk de Boer, bijgenaamd Broekhuis (1943-2010) zei op een zeker moment. 'Ik ben Napoleon'. Men noemde hem daarop Napoleon. Later werd dat verkort tot Nap of Nappie.
Iemand met een vlotte babbel was Jan de Boer (1878) bijgenaamd de Prater.
Een man als Pauw de Boer (1899), die een winkel dreef aan de Haven 82 kreeg geen bijnaam. De reden was eigenlijk vrij simpel. Pauw was een zelden voorkomende voornaam in Volendam. Zijn zoon Klaas (1938-2017), die vernoemd was naar zijn oom die bakker was, kreeg als bijnaam: Bakker van Pauw de Boer.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Cornelis de Boer – van Boertje (1788-1855),
Cornelis de Boer – Korn (1883-1962),
Kees de Boer – Anekaan/Heinekaan (1866-1931),
Jaap de Boer – van Immetje (1806–1892),
Jan de Boer – Oeg (1892-1967),
Jan de Boer – de Modderman (1832-1912),
Cornelis de Boer – de Brit (1938),
Cornelis de Boer – van de tien (1901-1962),
Piet de Boer – rondom lelijk (1890-1982).
De familienaam Bond.
Ook kwam het vaak voor dat iemand op grond van het tegenovergestelde een bijnaam kreeg. De heer Jaap Bond (1888-1956) was nogal klein van stuk. Hij werd de Reus genoemd.
Zijn kinderen kregen de bijnaam: Kees de Reus, Jan de Reus, Hein de Reus, Eppie Reus enz.
De heer Kees Bond (1885-1968), werd de Lekkere genoemd. Ik heb mij laten vertellen dat anderen van mening waren dat hij, onder bepaalde omstandigheden, wel eens niet zo 'lekker’ (lees: aardig, vriendelijk) was.
Kees Bond (1913-1989) was van beroep grossier. Zijn zonen werkten allemaal in dit bedrijf. De goederen lagen opgeslagen in een pakhuis, dicht bij de woning. Zij kregen de
bijnaam: Pakhuis.
De Bijnaam 'Sportkous'komt oorspronkelijk van één van de leden van het gezin van Dirk Bond (van de Bok 1877-1925) en Aaltje Kwakman (van Tijssie 1879-1954) en dat was Kees. Hij was ook de meest sportieve d.w.z.: hij had van allemaal het meeste talent en dat ook in verschillende takken van sport. Dat bleek al op jongere leeftijd op de lagere school. Nou was het zo dat Kees hele dunne beentjes had, zijn kuiten leken stokjes en daar wel wel eens iets van gezegd. Toen hij eens op een warme dag op korte broek naar school kwam, had hij iets onder zijn kousen gedaan, zodat zijn kuiten wat dikker leken. Bij het binnenkomen van de klas merkte de meester dat op en vroeg: 'Zo Kees, heb je vandaag je sportkousen weer aan?' . Dat werd blijkbaar opgevangen door enkele klasgenoten en de bijnaam voor Kees was geboren 'de Sportkous'. Naderhand werden andere jongens uit het gezin gemakshalve ook aangeduid met dezelfde bijnaam (bv Klasie Sportkous). De Bijnaam Sportkous werd later afgekort tot Sport. Later speelde Kees samen met zijn broers Jan (de Kouwe), Thijs en Klaas in het eerste elftal van de RKSV Volendam. Zij hebben grote verdiensten gehad voor het Volendamse Voetbal. Jan 'De Kouwe'als verdediger, Thijs als veelscorende spits en Klaas als halfspeler.
Deze Klaas Bond (1919-1990), Klaas van de Sportkous, was de eerste Volendammer die in 1942 de Friese Elfstedentocht op de schaats heeft uitgereden. 1942 was een strenge winter. Dat is een geweldige prestatie. Klaas was in die tijd soldaat in het Nederlandse leger. De kapitein van het leger gaf hem alle medewerking om daaraan deel te nemen.
Jan Bond 'de Kouwe' (1908-1984) klaagde eens tegenover zijn moeder dat de aardappelen koud waren. Prompt werd hij de kouwe aardappel genoemd. Later werd dat verkort tot Kouwe. Zijn kinderen werden, Kees Kouwe, Thijs Kouwe enz.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jaap Bond – Loen (1900–1988),
Cornelis Bond – de ouwe Muuw/Muuw (1876-1957),
Cornelis Bond – ouwe Kaantje/Kaantje (1816-1898),
Pieter Bond – Kanepiet (1848-1915),
Pieter Bond – Pek (1903-1952),
Dirk Bond – Duim (1883-1956),
Dirk Bond – Didda (1827-1884),
Dirk Bond – van de Bok (1877-1929),
Dirk Bond – Billie (1911-1994),
Jan Bond – Prent (1882-1971),
Jan Bond – Flidderflart (1848-1916),
Trijntje Bond – kladdige Trijn Didda (1868-1903).
De familienaam Bont.
In het gezin van Kees Bont (1886) en Aaltje Smit (Bokkum 1888) had men zes zonen en zes dochters. Jaap en Kees (de jongste zoon) werden vernoemd naar de bap van moeders kant. Dat werden Jaap (1915) en Kees Bokkum (1929). Zoon Jan (1918) werd de ‘Bruine’ genoemd, omdat hij bruine ogen en zo’n mooie donkere huid had. (Een bokkume huid, zei men). Zoon Evert (1921) werd ‘Mop’ genoemd. Als baby was het zo’n lieve mop. De op twee na jongste zoon Jannie (1922) noemde zich als kind: Sannie. Het bleef Sannie. De op een na jongste zoon van dit gezin, Piet Bont (1926), had geen bijnaam. Alle zes dochters hadden ook geen bijnaam. Een van hun neven, Jan Bont (1917)xx, die met blauwe ogen, werd de ‘Blanke’ genoemd.
Andries Bont, bijgenaamd Pul (1904-1992), was broeder in Kenia. Hij heeft als broeder daar scholen, huizen, kerken gebouwd en wegen aangelegd.
Klaas Bont (1901), bijgenaamd Klasie van de Pul, werkte in ploegendienst bij Heijmeijer te Edam. De volgende dag zou hij 65 jaar worden en zou hij met pensioen gaan. Zijn ploeg begon ’s avonds om 23.00 uur. Hij ging vanuit Volendam rustig naar zijn werk. Om 24.00 uur legde hij zijn werk weer. Hij zong op zijn manier: “Het is twaalf ure” en hij ging naar huis.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Aaltje Bont – Stap in (1897),
Cornelis Bont - de Pul (1857-1932).
Cornelis Bont (de Pul), vissersknecht werd op de dijk vaak gefotografeerd. Was een gemoedelijke plaaggeest. Aan kinderen vroeg hij vaak:"Moet je wat lekkers ?" Hij stopte dan uitgekauwde pruimtabak in hun hand.
De familienaam Bootsman.
Evert Bootsman werkte bij het gasbedrijf. Hij bleef altijd Evert Bootsman (1904-1975), maar zijn kinderen werden o.a. Gaar Gas en Dick Gas genoemd.
Jan Bootsman (1892-1957) liep als jongetje van zeven jaar op de lagere school gelegen aan de Edammerweg. Tijdens het speelkwartier kwam er een automobiel voorbij. We spreken over het jaar 1899. De kinderen hadden nog nooit een auto gezien! Hij bleef maar kijken. Ook nadat het speelkwartier om was. De meester had hem al een paar keer geroepen. Jan reageerde feitelijk niet, zoiets aparts vond hij die auto. Daarop riep de meester: Jan wagentje. De bijnaam Jan Wagen was geboren.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Evert Bootsman - Martelkist (1896-1974),
Cornelis Bootsman – Slappe Kees (1843-1927),
Evert Bootsman - Boos (1919-1960),
Evert Bootsman – de Koet (1840–1904),
Nicolaas Bootsman – Klaas Zwaantje (1847–1919),
Jan Bootsman – Jan Bappe (1811–1902).
De familienaam Butter.
De zoons van de familie Butter met als bijnaam Pupel, kregen de bijnamen: Jan Poep, Luik, Jan Dieletje, Teks, de Snee, Jack van de Pupel en Harmen Pupel. In dit gezin waren er twee broers met de voornaam Evert. Doch zij werden genoemd: 'Teks' en 'de Snee'. De Snee was naar aanleiding van een litteken dat hij had opglopen toen een kat zich in zijn gezicht vast haakte.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Kees Butter - Luik (1913-1961),
Evert Butter – Ouwe Piel/Piel (1828–1893),
Jan Butter - Dieltje (1926-1987),
Lijsbeth Butter - Saaltje (1817-1901),
Geertje Butter - van de Wolf.
De familienaam Buijs.
Willem Jonk (1861-1927) vervoerde vrachten met een boot. De Volendammers zeiden: Hij had een vrachtboot. Een van zijn dochters Griet Jonk (Vracht) 1902, die trouwde met Bruin Buijs (1897), kregen allemaal de bijnaam ‘Vracht’. De kinderen ‘erfden’ dus de bijnaam van moederskant. Thijs Vracht, Joop Vracht, Piet Vracht, Gaar Vracht enz.
Jaap Buijs (Vracht) 1935-2006 kreeg de bijnaam de ‘Punt’ omdat hij als kind op de lagere school de zinnen achter elkaar door las. Hij lette dus niet op een punt aan het einde van de zin. Daarop zei de meester: Jaap, daar staat een punt, dan moet je even stoppen. Jaap: punt! Daarna was het Jaap Punt.
Jan Buijs (1907-1984) rookte als jongetje af en toe een sigaret of een peukje van een sigaret. Na enkele keren zei men: Daar heb je rokende Jan. Hij had zijn bijnaam te pakken: Rokende Jan. En zijn kinderen dus ook. Jaap van Rokende Jan, Klaas van Rokende Jan enz.
Dirk Buijs (1893-1968) bijgenaamd de Foeter, die de Volendamse dracht zijn hele leven trouw bleef, trouwde met Wietske de Hoog, een lieve vrouw uit Engwieren in Friesland. Alle kinderen kregen de bijnaam ‘Wieske’. Zoon Jan werd o.a. altijd Jan Wieske genoemd.
Jacob Buijs (lekkere Brokkie 1853-1916), vissersknecht, winkelier. Op zijn winkeldeur stond: 'Jaap Buijs, kaashandel zoo lang het duurt!' Hij kreeg zijn bijnaam omdat hij met een karretje op de dijk kaas aan een brokkie aanprees.
Een andere Jan Buijs 1887-1968 droeg zijn hele leven de bijnaam: Jan Skaip (lees Schaap).
Jan Buijs, de vroegere dirigent van het fanfarecorps, werd altijd Jintje Buijs genoemd.
Thijs Buijs, een eenvoudige vrijgezel, kreeg de bijnaam ‘Thijs Trammelant'. Dat laatste woord staat voor ‘ruzie maken’.
Klaas Buijs (1891) volgde Klaas Kras (de Blark 1882) als omroeper in Volendam op. Van deze Klaas vond men dat hij een zodanig sterk geluid had, dat men hem de “Dubbele” noemde.
Hoe kwam Jaap Buijs (1917-1997) aan zijn bijnaam: de Slof? Hij werkte in de rokerij. Dan ging de jongens wel eens een potje voetballen. De jongens die in de Volendammer
klederdracht waren, liepen met klompen aan hun voeten. In de klomp zat dan een klompsok of slof. Tijdens het voetballen ging de klomp uit. Zij voetbalden dan op hun sloffen.
Jaap schoot enkele keren zodanig hard tegen de bal dat ook zijn slof van zijn voet schoot en soms nog verder reikte dan de bal. Na drie keer zeiden zij vrienden tegen hem. “Slof’, doe je ook mee met voetballen?” Dan had hij hem.
Andere bijnamen zijn o.a.:
Casper Buijs – Cassie Rottepunt) (1913), zijn kinderen kregen de bijnaam van de Cas.
Dirk Buijs – de Bollenfraiter (1868-1934),
Jan Buijs - Blinde Jan (1940-2022),
Jacob Buijs – Kubboot (1846-1926),
Jacob Buijs – Hand in m’n Rug/ Pijn in mijn rug (1853-1934).
De familienaam Guijt.
Onze vroeger buurman Piet Guijt (1919-2003) uit de Giekstraat 22 vond het ongepast wanneer men hem aansprak met Pita. Deze Piet Guijt had een zeer goede diepe basstem. Hij is jarenlang lid en solist geweest bij het Volendams Opera Koor. Piet Guijt had ook een sterk gevoel voor humor. Toen hij op zijn 57ste jaar met de v.u.t. ging, zei hij: Ik ben nu met de vut met ik heb nog fut genoeg.
Jan Guijt (1943-2003), een zoon van Jan de Rijer en Trijn Schilder, bijgenaamd Kos kreeg de bijnaam Jan Cottaar omdat hij een zeer goede en vlotte spreker was. Jan Cottaar was in onze jeugd een zeer bekende sportverslaggever.
Jan Guijt (1877-1948), Haven 102, was een zeer sterk man. In het maritiem museum te Den Helder hangen riemen (roeispanen) die hij door de kracht van het water en zijn handkracht heeft gebroken. Als een auto voor zijn deur stond, verplaatste hij deze eigenhandig. De spijltjes van een hek boog hij om alsof het lucifertjes waren. Jan Guijt had geen bijnaam. Hij was de vader van Thames Guijt uit de Zeestraat en de schoonvader van o.a. Klaas Tol, de Bakker van Hein Run, Japie Jennootje en Japie Kiekie, de fotograaf.
Jan Guijt (1833-1913) was visserman. Tijdens een zekere vangst ving hij een puitaal. Dat was in die tijd een bijzonderheid. Daarom noemde men hem: Puitaal. Later is dat afgekort tot Puit.
Hoe kwam Hein Guijt (1865-1942) aan de bijnaam, 'de goeie ziel' ? We spreken van 1917. De echtgenote van Hein Guijt was al jaren ziek. Voor zijn gezin had hij een huishoudster. Hij kreeg met haar een relatie. Van het een kwam het ander. Uit die relatie werd een zoon geboren. Hij kreeg de bijnaam “de goeie ziel”. Enkele maanden na de geboorte van dit kind verliet zij, met hun beider kind, Volendam. Na het overlijden van zijn echtgenote trouwde hij met een andere vrouw, een weduwe. Met deze vrouw heeft hij geen kinderen gekregen.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Hein Guijt – Karse (1822-1872),
Hendrik Guijt – Prins Hendrik (1916-1944).
De familienaam Jonk.
Bij het doorbladeren van mijn archief kom ik met de familie Jonk tot de volgende bevindingen.
De zonen van Kees Jonk (Keessiemantje 1880-1951) en Aaltje Mossel (1887-1969) zijn :
Deze broers hebben met elkaar gemeen dat hun oudste zonen allemaal de voornaam Kees dragen. Dus hun vader was Kees Jonk. Vernoemen hoorde erbij. Zeker ook bij de Familie Jonk. Een andere broer Kees Jonk (Kokko 1923-1995) kreeg deze bijnaam omdat hij de clown kokko prachtig vond om naar te kijken.
Jaap Jonk werd vroeger als kleine jongen Japie Suikergoed genoemd omdat hij zo van zoet hield. Een van zijn kleinzonen, die aan hem vernoemd is, werd 'Suikere' genoemd.
Jan Jonk (1877-1922) kreeg de bijnaam 'de Taanketel' omdat hij voor de vele vissers die Volendam rijk was, zowel de visnetten als de zeilen van hun schepen in taan kookte. Dat tanen gebeurde op een stuk open veld achter de St..Antoniusstraat om de visnetten en de zeilen duurzaam te maken. Daarbij kregen zij een gele, of door bijvoeging een bruine kleur.
Evert Jonk (1904-1987) was zuinig met het drinken van bier. Feitelijk hield hij niet van bier. Men noemde hem de Bierhozer.
Henk Jonk (Spijker 1936-1985) die in het kampioenselftal van Volendam van ’58 – ’59’ werd ook de Spoetnik genoemd omdat hij zo snel op het veld was. Zijn bijnaam Spijker had hij van zijn vader Klaas Jonk (Spijkeroog 1901-1961) geërfd.
De heer Hein Jonk (1907-1966) kreeg de bijnaam Hamburg omdat hij eens in Hamburg was geweest en daarover aan deze en gene vertelde.
Klaas Jonk (1908-1995) ging door het leven als Klaas van de Sjef. Al zijn kinderen ’erfden’ ook die bijnaam. Broer Jan Jonk (1926-1995) kreeg echter de bijnaam ‘Drijn’.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jaap Jonk – de Bokkeboer (1896-1981),
Jaap Jonk – Don (1881-1954),
Jaap Jonk – Kippendokter (1930-2017),
Jaap Jonk – de Bros (1880-1964),
Cor Jonk – Koos (1923-1997),
Klaas Jonk – Vest (1930-2017),
Klaas Jonk – de Klater (1818-1891),
Pieter Jonk – de Haringteller (1851-1921),
Pieter Jonk – Torenpoep (1887-1932),
Jan Jonk – Levend (1920-1992),
Jan Jonk – van Taajem of de Rooie (1879-1937),
Kees Jonk – Kip (1940-1923).
De familienaam Karregat.
Piet Karregat (1906) kwam na een aantal teleurstellingen eens wat kortaf, bits over. Bij de derde keer had hij hem te pakken. Voor die keer ging hij met de bijnaam 'Bits’ door het leven.
Piet Karregat (1867) werd de blikken Schipper genoemd 1867. Zoals alle jongens in die tijd begon hij als vissersknecht; op oudere leeftijd kocht hij voor zichzelf een oude botter en werd schipper. Wanneer in de huid van een botter een zwakke plek voorkwam die lekkage veroorzaakte, dan werd dit euvel gewoonlijk verholpen door op de plaats van de zwakke plek een nieuw stuk hout te laten aanbrengen. Piet Karregat brak met deze gewoonte; in plaats daarvan liet hij een stuk blik over de zwakke plek heen slaan en de lekkage was weg. Zijn nakomelingen worden nu nog 'De Blikke' of 'van de Blikke' genoemd.
Jan Karregat (1933), een zoon van Kees Karregat (1892-1950), van de Blikke, werd 'de Blikke' genoemd. Hij vond dat geen mooie naam. Hij had zojuist een boek gelezen van Lord Spencer uit Engeland. Dat vond hij een mooie naam. Op het moment dat iemand hem weer aansprak met 'Blikke' zei hij: Noem mij maar Lord. En zo was het geschied. De vader van Kees Karregat had zijn naam weer geërfd van Pieter Karregat bijgenaamd de blikken Schipper (1867-1942).
Een ander voorbeeld was de bijnaam 'de Zaligmaker' die ontstaan is door Geertje Karregat (1837-1924). Zij legde de doden af en ging er ’s middags en ’s avonds ook even langs om de rozenkrans te bidden. De hemel moest je verdienen zij ze. Je ging niet meteen naar de hemel maar je werd geholpen door Geertje de Zaligmaker.
Soms kreeg slechts een zoon een bijnaam en de andere broers niet. In het gezin van Louw Karregat (louwtje Kardoesie 1873-1912) werden de zonen bij hun voor- en achternaam genoemd. Kees Karregat, Jan Karregat en Thames Karregat. Alleen Pieter Karregat (1909-1993) kreeg de bijnaam Po. Deze Thames Karregat werd vroeger al heel jong dameskapper in Edam.
Het kwam ook voor dat generatie op generatie andere bijnamen werden vergeven zoals Pieter Karregat bijgenaamd Harrewar (1863-1944). Zijn zoons heette Klaas van Pieter van Harrewar (1893), Pieter Karregat – Bits (1906) en Evert Karregat – van Meulwijk (1897). Een zoon van Evert , Pieter Karregat (1924) had dan weer een andere bijnaam 'de Fiets' en Evert Karregat (1928) 'Zwaailicht'.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Cornelis Karregat – Koek,
Cornelis Karregat - de Dikkerd (1924-1998).
De familienaam Keizer of Keijzer.
De meeste Keizers of Keijzers hebben in Volendam geen bijnaam.
Sijmen Keizer (1916-1995), de tabakshandelaar van het Zuideinde 14, werd altijd aangesproken met zowel zijn voor- als achternaam.
Ook kwam het voor dat de ene broer wel een bijnaam kreeg en de andere niet. Jan Keizer (1906-1976) had als bijnaam: 'Ouwe Waaier'. Hij had op de Draka enkele belangrijke uitvindingen gedaan. Hij wist in sterke nylonkoorden knopen die leggen die vast bleven zitten. Zijn broer Hein hield zijn eigen naam: Hein Keizer (1912-1986).
Een andere Jan Keizer (1819-1901) werd altijd met zijn wel bijzondere bijnaam: 'Jan me z’n baaie' (Jan met zijn beiden / Jammessebaaie) aangesproken. Het was de gewoonste zaak van wereld.
Weer een andere Jan Keizer kreeg de eervolle bijnaam 'Tino Rossi' omdat hij een hoge tenorstem had. Tiny Rossi was een hele bekende Italiaanse zanger
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jan Keijzer - Aperoek (1889-1970), zijn kinderen kregen de bijnaam van de roek,
Cornelis Keijzer - Kleppertje (1816-1905) zijn kinderen kregen de bijnaam 'van Kleppertje',
Jan Keijzer - Tok (1940-2022).
De familienaam Kemper.
De gebr. Siem (1908-1993) en Cor Kemper (1912-1991) kwamen uit Edam. Zij huwden beiden een Volendamse vrouw en waren al erg snel volkomen geïntegreerd in Volendam.
Het hele gezin van Siem Kemper werd bij hun naam genoemd. Met uitzondering van de twee jongste zonen. Cor Kemper werd: “de Borre” en Thomas Kemper 'de Bout' .
Cor was vernoemd aan zijn oom Cor Kemper. Thomas was vernoemd aan zijn oom Thames Tol.
De familienaam Keuken.
Jan Keuken (1943-2021), een zoon van Kies Keuken (1909-1991) van het Zuideinde, de vader van de huidige zanger van de 3J’s, vond zijn achternaam niet echt tot de verbeelding spreken. In de jaren van 1953 tot 1959 was in de U.S.A. de heer John Foster Dulles minister van Buitenlandse Zaken onder president Eisenhouwer. Die naam lazen wij geregeld in de krant en hoorden wij geregeld via de radio. Jan noemde zich daarom Jan Dulles, in plaats van Jan Keuken. Zijn zoon Jan Dulles, de huidige zanger van de 3 J’s, draagt zijn bijnaam als zijn artiestennaam.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Klaas Keuken – ouwe Kakke (1839-1909),
Pieter Keuken – van Megok (1792-1869) werd ook wel “de god van de gouwe Tor” ,
Jan Keuken – Jan Lap (1827-1868).
De familienaam Kes.
Van de Volendammers die de familienaam Kes dragen, kennen we de volgende bijnamen. Piet Kes werd Piet van Sansie (1897-1966) genoemd. Het bijzondere hiervan is dat bijna al zijn kinderen allemaal bij hun naam werden genoemd behalve Bart Kes (Pele – 1941-2023) en Jan Kes (Boeré 1935-2001).
Albert Kes (1904-1991) werd Jachie genoemd. De goeie man werd altijd met zijn bijnaam aangesproken. Dat het een goede man was, moge blijken uit het volgende verhaal. In de jaren vijftig van de vorige eeuw had een jonge man in Volendam een nieuw huis laten bouwen. Hij kwam op een zeker moment f. 3000,-- te kort. Er was geen bank die hem dat wilde lenen. De nette hardwerkende jongeman zat nu met een probleem. Hij vertelde dat aan enkele familie leden. Daarop zei een daarvan. “Dan moet je naar Jachie gaan en aan hem vragen of je f. 3000,-- ter leen kan krijgen”. Beide Volendammers kenden elkaar absoluut niet. De jongeman vertelde zijn verhaal. Zij maakten een kort briefje, een soort schuldbekentenis, en Albert Kes leende hem dat geld tegen een alleszins redelijke rente. Dat was een edel gebaar.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Kees Kes – de minister (1885-1960),
Cornelis Kes – de Dove (1820-1880).
De familienaam Kil.
Er zijn niet bijzonder veel bijnamen van de familienaam Kil bekend. De eerste inwoner van Volendam die de naam Kil droeg was Klaas Lourense Kil (1733-1777). Hij was getrouwd met Claasje Sier (1739 -1780). Hij was de zoon van Lourens Crelisz Sier / Schokker (1709 - 1769) getrouwd met Aaltje Thijmens Roos (1710-1768).
De bekende fotograaf, de heer Kil, werd ‘de Voltreffer’ genoemd.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Cornelis Kil – Kiltje (1836-1923),
Klaas Kil – Pontje (1875-1936).
De familienaam Klepper.
Cor Klepper (1899-1986) werkte als jonge jongen bij de eenden hokken. Zijn baas hield daar allerlei soorten vogels en gevogelte. (Eenden en kippen). Elke keer als hij kwam vroeg hij aan Cor Klepper: “Hebbe de snippe al eten at”. Zodoende kreeg hij de bijnaam de Snip.
De familienaam Klepper komt vanuit Edam. De cultuur in het Volendam van vroeger was dat je moest vernoemen. Zo had Cor Klepper van H.J. Calkoengracht twee zonen met de naam Cor. In dat gezin waren er drie mannen die naar de naam Cor luisterden.
De familienaam Klouwer.
Albert Klouwer (1859-1942) werd al meer dan honderd jaar geleden Kobus van de Kok genoemd.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jan Klouwer – Janke (1864-1914),
Klaas Klouwer – de Kloek (1911-1989),
Lou Klouwer – de Kloon (1904-1976),
Simon Klouwer – de Kriek (1868-1934),
Jaap Klouwer – Mappes (1889-1934).
De familienaam Kok.
Bruin Bruinse Kok (1820-1915), bijgenaamd 'de Ouwe Makker' en zijn vrouw Leentje hebben in hun leven veel armoede en narigheid gekend. Nederigheid was hun grootste deugd. Bruin verdiende een karig inkomen als petroleum-straatlantaarn opsteker. De jasjes met pluche kraag die hij droeg waren afdankertjes van Martien Spaander. Vooral op latere leeftijd bezocht hij dagelijks de H.Mis en als er dan bij thuiskomst geen brood op de plank was, troostte hij zich met de woorden, dat hij geen voedsel hoefde, omdat 'ik net bij Hem te gast ben geweest !'. Zijn zoon was Jan Kok met de bijnaam “Koloniaal” (1861). Jan is overleden in de Koningshoeve. Verbleef daar in het gekkenhuis Hij ruimde de ontlasting van oude, demente mannen.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Bruining Kok – Kokkie Biefstuk (1885),
Bruining Kok – Pielika (1936-2019),
Bruining Kok – Kokkie van de Palen (1835),
Jan Kok – de Bakker (1861-1921),
Dirk Kok – Keffer (1891-1971),
Dirk Kok – Baassie (1826-1866),
Jaap Kok – Schijt (1887-1977),
Kees Kok – Sapage (1936-2010),
Evert Kok – de Neus (1865-1952).
De familienaam Koning.
Drie broers. Jan (1914-1996), Klaas (1915-2002) en Willem Koning (1917-1983). De een werd Jan Kakes genoemd, naar de bijnaam van moederskant. Klaas werd Not genoemd en Willem kreeg de bijnaam Lollie. De kinderen van Jan hebben de bijnaam Kakes niet geërfd. Sommige kinderen hebben de bijnaam “Prop”weer van hun moeder overgenomen. De kinderen van Klaas dragen de bijnaam: Japie Not, Jan Not enz. De kinderen van Willem dragen de bijnaam: Jan Lol, Jaap Lol enz.
Vaak is het heel willekeurig. Thames, een zoon van Klaas Koning (1837-1912) werd op z’n Volendams “Thaans van Kakie” (1885-1973) genoemd. Zijn kinderen kregen als bijnamen o.a. Fooltje, Saar, Luther, Spierbal (1917-1953), Zwartje, Snot en Bakker. Klaas werd “Klaas van Taans van Kaakie” (1913-1997) genoemd. Dit is bijzonder, maar niet uniek in het Volendam van toen.
Van deze Klaas (van Taans van Kakie) is nog een leuk, verhaaltje te vertellen als het om seksuele voorlichting gaat. Tegen het einde van de bruiloft op zijn trouwdag kwam zijn schoonvader, Frerik (van de Blauwe) Tol, naar hem toe. Hij zei: “Klaas, als jullie nou vanavond stijf tegen elkaar aan gaan liggen, dan komt alles vanzelf goed”. En aldus geschiedde. Zijn kinderen kregen de bijnaam ‘Joy”. Hoe kwam dat? Zijn schoonouders hadden twee dochters met dezelfde voornaam. De een heette Jannig, de andere Jannetje. Jannetje werd door moeder ‘Jaie’ genoemd. Dat werd verbasterd tot Joy. En zo is het gekomen. En alles kwam goed.
Jan (Spierbal) was slechts 35 jaar oud toen hij overleed. Hij werkte bij de Nivosch schoenenfabriek. Hij voelde zich onwel worden. Zijn toenmalige chef onderschatte de situatie. Die zei: “Hij kan best lopend naar huis”. Kort daarna kwam hij, strompelend, te overlijden. Hij liet een vrouw en twee kinderen achter. Zijn echtgenote was voorts in verwachting van haar derde kind.
Hoe kwam de familie Koning aan de bijnaam 'Koppe en Biene'. De eerste Koning , die deze bijnaam kreeg was een vissersknecht. Na een aantal weken gevist te hebben kwam hij weer een keer thuis en zei tegen zijn moeder: 'Zo en nouw stop ik er mej'. 'Wet bedoel je', vroeg zijn moeder. 'Ik stop met visse, ik gain wet oars doen'. 'Nouw' zei zijn moeder 't ienigste wet je hier in Volledam kenne doen, is vissen of voir priester laire. Wet is er gebeerd dan; wairom ga je niet mair visse?'. 'Nouw', zei haar zoon: 'ik he nouw genoeg koppe en biene ete!'. Tijdens het vissen wat het zo, dat wanneer het schippersknechtje het eten had gekookt, was altijd als eerste de schipper aan de beurt om te gaan eten. De knecht moest dan aan het roer. Wanneer de Schipper gnoeg had gegeten, was de knecht aan de beurt, maar in dit geval had de schipper steeds alle vissen of steeds de lekkere stukken van de vis opgegeten. De restjes waren voor de knecht(en). En daat had deze knecht intussen genoeg van.
De heer Klaas Koning (1864-1932) had als bijnaam: Karremelk. Hij had vier zonen en drie dochters. Ab, Kees, Kees en Klaas en dochters Grietje, Wolmoed en Aaltje. Zijn oudste zoon Ab (1893-1966) kreeg de bijnaam “de Klapbes” omdat hij altijd een mandje met klapbessen kocht als hij van de markt in Amsterdam terugkeerde naar Volendam.
Zijn zoon Kees Koning (1895-1972) kreeg de bijnaam: “de Stuut”. Hoe kwam dat? Als hij bij bakker Konings aan de Haven in de winkel kwam, vroeg hij voor zijn grote gezin: “Geef mij effe 30 stuutjes of stuten. (dat zijn kadetjes)”. Zo kreeg hij de bijnaam de Stuut. Zijn kinderen kregen die ook allemaal. Zowel zijn zonen als zijn dochters. Joop Stuut, Klaas Stuut enz. Zijn zoon Kees Koning (1902-1921) was nog maar 19 jaar dat hij overleed. Zijn jongste zoon Klaas (1905-1945) werd “de Brom” genoemd. Deze Klaas, was gehuwd met Trijn Tol, Trijn van de Knoest. Hij is slechts 38 jaar oud geworden.
Job Koning (1890-1967), was een neef van bovengenoemde heren. Hij was getrouwd met kleine Griet van Jan Jobse, een halve zuster van Crelis van Jan Jobse. Deze Job ging door het leven als ‘Joppie van Karnemelk’. Zij hadden een zoon Jan (1921-1986), die donkere ogen, donkerblond haar en een mooie bruine tint op zijn gezicht had. Deze Jan kreeg de bijnaam ‘Jan Halfbloed’.
Willem Koning (1885-1967) kreeg de bijnaam Gouwe Wullem omdat hij 2 gouden oorbellen in zijn oor droeg. De kinderen werden Maart van Gouwe Wullum (1917-1991) en Griet van Gouwe Wullum (1915-1992). Deze Griet trouwde met Jaap Kras (1914-1997). Doch de brave man is altijd bij zijn bijnaam genoemd. ‘Jaap Baab’ .
Kees Koning ‘Keessieman’ was een zoon van Kees Koning, ‘Karremelk’ en Wolmoed van Vlaanderen. Kees junior werd geboren op 22 juni 1858; mogelijk is hij heel lang klein gebleven en heeft daarom een eigen bijnaam gekregen. In navolging van zijn vader werd hij van beroep groentenventer. Op 31 januari 1885 trouwde hij met Maartje Kluessien, ‘Márie Kluus’, een dochter van Willem Kluessien en Jannetje Bien. Kees Koning ‘Keessieman’ is overleden op 52-jarige leeftijd op 2 mei 1911. Maartje Kluessien, ( Kluus), was een dochter van Willem Kluessien en Jannetje Bien. De familie Kluessien was in mei 1859 geëvacueerd vanuit Schokland. ‘Marie Kluus’ werd enkele maanden na aankomst in Volendam geboren op 2 februari 1860.
Jan Koning (1868-1946), bijgenaamd Jan van Koppie, was vroeger een van der eerste Volendammer met een winkel met galanterieën. In dit assortiment verkocht hij, o.a. kopjes en schotels. De Volendammers noemen dat “koppies en bakkies”. Vandaar kreeg hij de bijnaam Jan van Koppie.
Bij de meeste van zijn kinderen zat het handeldrijven in de genen. Ook zij begonnen allemaal een winkel, een eigen bedrijf of zaten in de handel.
De kinderen van Bart van Koppie, werden vernoemd naar de voornaam van vader. Jan Bart, Henk Bart, Trijn Bart, Marie Bart enz.
De kinderen van Teun van Koppie, werden eveneens vernoemd naar de voornaam van vader. Jan van Teun, Henk van Teun, maar ook Tonnie Teun, Bartje Teun enz.
De heer Cornelis Koning was vishandelaar van beroep. Ook hij verstond zijn vak goed. Hij werd daarom “de Koopman” genoemd. Zo hadden we dus in Volendam de naam Koopman als echte naam (van de onderwijzer) en als bijnaam.
Kees Koning werd Kees van de Strijer (1899-1968) zoon van Thames van de Strijer (1869-1940) genoemd . Het Volendamse woord een “strijer” is iemand die vrijwel overal tegen in gaat.
Ab Koning was een kruidenier. Hij werkte hard voor zijn brood. Hij was nogal zuinig van aard. Zuinigheid is een deugd, is een bekend gezegde. Ook is er een spreek-woord dat luidt: “Met zuinigheid en vlijt bouwt men huizen als kastelen”. Daarom werd hij de “otter” genoemd. Zijn 2e bijnaam was Appie met zijn glimmende klappie. Zijn dochter Griet (1911-2001) bijgenaamd Griet van Appie nam het vak van kruidenier van haar vader in de winkel aan de Haven over. Ook zijn zoon Jan (1913-1970) trad in de voetsporen van zijn vader en werd kruidenier in de Zwaardstraat. De kruidenier Jan Koning (Jan van Appie) uit de Zwaardstraat is slechts 57 jaar oud geworden.
Thames (1919-1998) werd drs. in de economie en is vele jaren van zijn carrière secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Hoorn, wethouder en locoburgemeester geweest. Een drs. in de economie noemt men een econoom. Thames kreeg als gevolg daarvan zijn bijnaam: 'De econoom'.
Jaap (1910-1990) werd onderwijzer en is al jong verhuisd naar Schijndel in Noord-Brabant. Hij droeg de bijnaam 'Japie Koolteer'.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Thames Koning – van slappe Thaam (1896-1944),
Thames Koning – ouwe Koppen en Bienen (1796-1849),
Thames Koning – Toet (1916-1983),
Cornelis Koning – Toles (1888-1974),
Cornelis Koning – Knar (1883-1947),
Jan Koning – van Broer (1897-1966),
Klaas Koning – de Bom (1823-1859),
Thomas Koning – Trudo (1927-2001),
Albert Koning – de Student (1824-1907),
Klaas Koning - Kiene (1888-1934),
Jan Koning – Sap (1938-2004),
Aaltje Koning – van de collecte (1882-1945),
De familienaam Kras.
Drie gebr. Kras: Kees (1912-1964), Jaap(1914-1997) en Jan (1917-1982). Kees werd de Bombaij, Jaap werd Jaap Baap genoemd en Jan werd de Stuut.
Kees Kras kreeg zijn naam omdat hij tijdens de aardrijkskundeles als jongentje op de lagere school niet meer precies wist waar de stad Bombay lag. Daarop zei de meester: Kees, dat is Bombay, en hij herhaalde dat een paar keer. Deze Kees Kras is nooit meer bij zijn naam genoemd. Bombay is een grote stad en ligt in India. Het was in Volendam altijd en voor iedereen: de Bombaij. Kees Kras is slechts 50 jaar oud geworden. Zijn echtgenote Wijntje (1917-1968), een dochter van Albert Hoekstra, die als politieagent, met zijn gezin, vanuit Friesland naar Volendam was gekomen, is slechts 51 jaar oud geworden.
Rikus Kras (1918-1999) opende een kruidenierszaak “de Spar” in de Gerardusstraat. Hij en zijn kinderen droegen hun hele leven de bijnaam “de Spar”.
Klaas Kras (1882-1956) had, zet als zovelen in die tijd, een groot gezin. Alle dagen moest er voor zijn gezin brood op de plank zijn. Daarom nam hij ook het bijbaantje van omroeper aan. Als je omroeper wilt worden moet je eigenlijk maar aan één voorwaarde voldoen. Dat is dat je vooral luid en duidelijk kon spreken. Nou, en dat kon Klaas. Het woord “bleren” betekent schreeuwen van kinderen en grote mensen. Klaas moest wel schreeuwen om de boodschap, het nieuws aan iedereen in Volendam hoorbaar te laten zijn. Men zei als gauw van hem: ”Wat een Blerik” (Wat een schreeuwer). Dat woord blerik is verbasterd tot Blark. Hij had hem. De Blark. En ook al zijn kinderen. Maartje Blark, Jaap Blark, Kees Blark, enz.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Cornelis Kras – Keessie uit de buurt (1802-1872),
Jaap Kras – Jens (1943-2022),
Jan Kras - Bessie (1886-1947).
De familienaam Kroon (v/h Kloot).
Jan Kloot (1874), bijgenaamd Jan Brood, later gewijzigd in Kroon, had vier kinderen. Zijn twee zonen Gerrit (1909) en Klaas (1913) werden Golo en Moppie genoemd. Klaas was als kind zo’n pittig jochie, zo’n lieve mop. Gerrit las vroeger boeken van Goliath. Daar sprak hij een paar keer over. Zij werd Goliath Golo. Zijn twee dochters werden Hille Does (1916) en Griet Does naar hun moeder genoemd. Hille Mooijer-Kroon, zou vroeger de namen Hille Pooijer-Kloot hebben gedragen. Jan Kloot vond zijn achternaam niet mooi. Voordat hij later officieel de achternaam Kroon kreeg, liet hij zich Jan Brood noemen.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jan Kroon – Korloot (1854-1896),
Aal Kroon - Alemo (1902-1993),
Sijmen Kloot - Kootjes Jan (1863-1941),
Simon Kroon – van Kootjes (1933-2023),
Hein Kroon – Pedel (1919-1996),
Kees Kroon – van Nisse (1866-1922),
Kees Kroon – Snert (1921-1976), deze naam had hij geërfd van zijn moeder Aaf plat (Snert).
Trijn de Lange (van Peet van Bruggetje 1864-1940) had nog maar een tand in haar mond en ze probeert dit voor de fotograaf in bovenstaande foto te verbergen.
De familienaam Kwakman.
De zonen en dochters van Klaas Kwakman (1867-1943) bijgenaamd “van de Burgemeester” kregen allemaal de bijnaam van vader. Jan van de Burgemeester, Piet van de Burgemeester, Arisje van de burgemeester enz. Zoon Crelis werd ook zo genoemd. Totdat hij een aantal keren zijn vrienden ’s morgens groette met: “Good morning of morning”. Daarna had Crelis van de Burgemeester (1913-1965) zijn nieuwe bijnaam: de Morning.
Hein Kwakman (van de Burgemeester) had een bakkerij op het Zuideinde 55. Hij is daardoor zijn hele leven naar zijn beroep: Hein de Bakker genoemd.
De kastelein Jan Kwakman (1889-1946) zoon van Jaap Kwakman (van de Bromtol) werd altijd Jan Baap genoemd.
Sijmen Tol (1898-1980), bijgenaamd Sijmen van de Knoest, was getrouwd met Geert Kwakman. Zij was een dochter van Dirk Kwakman (de boffertbakker 1871-1944). Deze Dirk Kwakman kon heel lekkere bofferts bakken. (Het Nederlandse woord voor boffert is pannekoek). Dus Dirk had zijn bijnaam te pakken. Later is die verkort tot ‘Boffert’. Het bijzondere is dat hun kinderen ook allemaal Boffert werden genoemd. En niet naar de bijnaam van vader, Sijmen van de Knoest.
Twee boers die waren geboren met de namen Jaap (1917-1988) en Hein Kwakman (1923-1989) hadden een groot gezin. Maar zij waren heel verschillend van karakter. Hein werd ‘Heintje Kukkie’ genoemd en Jaap ging door het leven als de ‘Foeter’.
Over Hein Kwakman, bijgenaamd Hein van Spierinkie (1877-1957) en zijn vrouw Grietje Mol (1880-1963) heeft Jan Schilder (Vik) eens twee mooie artikeltjes in de Nivo geschreven. Binnen dit gezin was er een van de kinderen die het woord onderbroek niet goed uitsprak. Hij zei iets van Oeteboet. Het was raak. Drie kinderen van dit gezin werden vanaf dat moment Oeteboet genoemd. Wat mij aan deze mooie gezinsfoto opviel was, dat de oudste zoon Kees in burger was en de drie jongere broers in het Volendams gekleed waren. Net als trouwens alle dochters.
Thames Kwakman – Motje (1863-1916) was getrouwd met Aaltje Waaier (1864-1892). Zij was helaas jong en kinderloos gestorven op 28-jarige leeftijd. Thames is daarna hertrouwd met Maretje Veerman (van dikke Piet 1874-1919). Thames is op 53-jarige leeftijd overleden en Maretje stierf iets meer dan 2 jaar daarna. Ze lieten 5 kinderen achter. Een van de kinderen was Jan Motje 1902 (Cafebaas van Cafe’ Motje). Jannetje (1905) is naar Zijdewind vertrokken en getrouwd met Cornelis Bakker (Bol - 1900). Zij hebben 23 kinderen gekregen (zie foto hieronder). Maartje (1909) is naar Limburg vertrokken en werd kloosterzuster. Jacob (1912) had een verstandelijke beperking en is onbekend waar hij is ondergebracht.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Marie Kwakman – van het End (1776-1830),
Cornelis Kwakman – de Slak (1880-1936),
Klaas Kwakman – Bol (1870-1966),
Dirk Kwakman – de Paus (1902-1928),
Hendrik Kwakman – Schemeravond (1857-1925),
Hein Kwakman – Bromtol (1819-1901),
Hein Kwakman - Scharre (1919-1994),
Thames Kwakman – Mop (1862-1946),
Thames Kwakman – van Tijssie (1845-1910),
Thames Kwakman – Pok (1879-1958),
Thames Kwakman – Plak (1909-1973),
Piet Kwakman – Pech (1921-1992),
Jaap Kwakman – Giel (1920-1982),
Jacob Kwakman – van Nanne (1865-1947),
Jacob Kwakman – de Pranger (1804-1857),
Jan Kwakman – van Heintje (1887-1966),
Jan Kwakman –de Baaien Lap/ later Ballap(1850-1924),
Jan Kwakman – Dee (1918-1987),
Jan Kwakman – Puule (1904-1981),
Lijstje Kwakman – Lijst Glim (1883-1933).
De familienaam Mol.
De heer Kees Mol (1892-1961) kreeg de bijnaam Lombok omdat hij vroeger of de wilde vaart had gevaren. Als hij dan thuiskwam vertelde hij dat hij o.a. in Lombok was geweest. Lombok is een eiland dat deel uitmaakte van het vroegere Nederlandsch Indië.
Voor familie, kennissen en vrienden was de kracht van de visserman Klaas Mol (1851-1921) aanleiding om hem ‘Samson’ te noemen, naar de sterke man uit het Bijbelverhaal. Samson moet enorm sterk zijn geweest; hij ontleende zijn kracht aan zijn geweldige haardos, die in zeven strengen bij elkaar moest worden gehouden. Deze bijnaam is in de loop der jaren verbasterd tot ‘Sans’. Voor wat betreft die haardos van ‘Sans’ waren zijn kleinszoons ook met een prachtige haardos gezegend, die zij mogelijk hebben te danken aan vererving via hun bap.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Klaas Mol - van Trui (1887-1966),
Klaas Mol – de Kompik (1855-1896),
Sijmen Mol – Jawek (1883-1962),
Sijmen Mol – van Thoomes (1820-1902).
De familienaam Molenaar.
Piet Molenaar (van de Slappe) had vijf dochters en twee zonen. Jaap en Kees. Jaap, geboren in 1916, trouwde op jonge kleeftijd met Alie van Baarsen. Uit hun huwelijk werden drie kinderen geboren. Piet, Nico en Marjan. Na een aantal jaren liep dit huwelijk stuk en zijn ze gescheiden. Alie vertrok met haar kinderen naar Amsterdam. Jaap is na zijn echtscheiding vrijwel nooit meer in Volendam geweest. Hij leefde samen met een mevrouw in Tilburg. Tante Mien.
Kees, geboren in 1924, is zijn hele leven vrijgezel gebleven. In de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw was er voor hen geen werk. Zij gingen daarom varen. Niet op de botter, zoals zovele andere Volendammer jongens. Nee, zijn gingen varen op de wilde vaart. Zij kwamen dus in een voor hen totaal andere wereld terecht. Het was een wereld waar zij in feite absoluut niet tegen bestand waren. Dus drank speelde al gauw een voorname rol. Dat betekende ook dat zij lange tijd van huis waren. Zij hebben ongeveer tien jaar op de wilde vaart gevaren. De enorme wijziging van leven en werken op de wilde vaart konden zij in feite niet aan. Als zij dan met de vakanties naar Volendam kwamen, zochten ze ook het café op. Iedereen in het café vroeg hen dan waar zij met hun schip zoal waren geweest. Als Kees dan al behoorlijk wat had gedronken, riep hij: Far away. (Ver weg). Als hij dan op de dijk liep noemde men hem als gauw “Farre Kees”. En vervolgens ook wel “lange Far”. Het bijzondere aan deze Kees was dat hij lang was. Hij was 2.04 cm. lang. Vanaf die tijd leefde hij een zwervend bestaan.
Natuurlijk sliep hij wel bij een van zijn zusters. Maar als hij in de nacht nog niet thuis was, ging ook bij de familie de deur op slot. Hij lag dan vaak op de hooizolder bij de Fa. Sterk, een visgroothandel en rokerij, tussen de pulp in te slapen.
Op gezette tijden probeerde Kees later als marskramer een paar centen te verdienen. Hij liep dan door de straten in dorpen en steden met een bak voor zijn buik. Daarin verkocht hij dan pleisters en verband. Dan had een wel heel bijzondere lijfspreuk. “Verlet, verloor, bloed achter het oor”. Hiermee gaf hij in feite de tragiek van zijn bestaan aan. Deze Kees is slechts 49 jaar oud geworden. In 1974 is hij bij een verkeersongeluk te Roosendaal om het leven gekomen. Deze Kees was een vriendelijke man. Zeker geen rot vent.
De heer Jan Molenaar (1856-1941) was op een zijn reizen als bemanningslid op een schip op de wilde vaart in o.a. Stromboli geweest. De Stromboli is een zeer actieve vulkaan op het gelijknamige eiland Stromboli. Dit kleine vulkaaneiland ligt bij Sicilië. (Italië). Ook daarover vertelde hij. Immers wie verre reizen maakt, kan veel verhalen. Hij werd eerst met een lelijke scheldnaam volkomen ten onrechte “strontbali” genoemd. Later is dat ‘genormaliseerd’ en verkort naar de nu veel voorkomende bijnaam ‘Balie’.
Natuurlijk kwam het ook voor dat iemand een bijnaam kreeg zonder enig verband, of een toevallige gebeurtenis. Bijvoorbeeld mijn vroegere zwager Jan Molenaar (1927-1970), beter bekend als de Barre. Hoe kwam dat? Indertijd had je in Amsterdam de Snip en Snap revue. Snip zei een paar keer op een komische wijze: “een barre winter, juffrouw”. De volgende dag vertelde Jan dat hij naar de revue in Amsterdam was geweest en noemde Jan dat een paar keer tegen zijn vrienden. Het was raak. Hij had zijn bijnaam. Eerste de barre winter. Dat bleek te lang. Toen: de Barre. Zijn zoon wordt ook weer 'Jan Barre' genoemd.
Japie Molenaar (1903-1995) dankte zijn bijnaam aan zijn beroep van Havenmeester.
Zijn broer Thames Molenaar (1891-1964) kreeg de bijnaam Hannicotte omdat hij van uiterlijk leek op de Franse kunstschilder Augustin Hannicotte die jarenlang in Volendam heeft gewerkt. Opgemerkt kan worden dat deze Franse kunstschilder de kerkbanken in de St.Vincentiuskerk heeft geschonken. Dan praten we over het jaar 1860. Deze Thames Molenaar was een uiterst nette man, in de Volendamse klederdracht. Hij vond het maar erg raar dat hij zomaar naar een Franse kunstschilder werd genoemd met wie hij uiteraard niets van doen had.
Binnen het gezin van Hein Molenaar (Balie 1885-1950) kregen ze de bijnaam Sille. Zij hadden een dochter met de voornaam: Hille. Us (Onze) Hille werd Usille, werd Sille.
Jacob Molenaar (1904-1973) bijgenaamd Zwarte Japie werd ook wel Japie Schraap of Japie Talhout genoemd. Men zegt wel spottend: "Hij is rijk geworden van een ander zijn armoe".
Lijp Pooijer (1898-1950), de vrouw van Jan Molenaar (1895-1984) bijgenaamd 'Pier' werkte vroeger in een lunchroom in Amsterdam. Zij kreeg daarom de bijnaam 'Lijp van de Lunch'. In deze lunchroom werkte ook Mie van Pauw de Boer. De eigenaresse van de lunchroom, Annie Ligthart, kocht een winkel met daarachter een huis aan de haven waar nu eetcafé Centraal zit. Lijp werd filaalhouder van deze winkel. Dochter Annie van Lijp en Zoon Jan werden zelfs vernoemd naar Annie ligthart. Na het overlijden van Lijp is haar dochter Antje in het pand een servieszaak begonnen die zij 'de Lunch' noemde. Hierdoor ontstond voor de gehele familie de bijnaam 'De Luns'. Met een 'S' want Volendammers houden niet van officieel gedoe.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jacob Molenaar – Jawek (1801-1839),
Jacob Molenaar – de Fluiter (1847-1925),
Jacob Molenaar – Hollandse Jaap (1790-1860),
Jan Molenaar – Nolletje (1830-1915),
Thoom Molenaar – Bulletje (1939-2019),
Cornelis Molenaar – Wouter (1814-1859),
Jaap Molenaar - Barn (1892-1975).
De familienaam Mooijer.
Als je eenmaal een bijnaam had gekregen, dan was het (meestal) goed. Kijk naar de heer Kees Mooijer, die kreeg de bijnaam Backhuijs nadat hij als voetballer met zijn hoofd een prachtig doelpunt had gemaakt net als de vroegere international Bep Backhuijs. Zijn kinderen werden uiteraard ook allemaal Backhuijs. Zijn oudste broer, die dezelfde voornaam droeg, kreeg zijn bijnaam om de volgende reden. Op een zomerdag was hij, als jongentje, wat bloemetjes aan het plukken. Een vriendje riep hem. Hij zei: “Wacht even, ik kom zo”. Vervolgens plukte hij nog wat bloemetjes. Een ander vriendje zei: Jan Pluk. En zo werd deze Jan Mooijer nooit meer bij zijn eigen naam genoemd maar met zijn bijnaam: Jan van de Pluk. En ook zijn kinderen droegen en dragen die bijnaam: Kees Pluk, Jan Pluk, Klaas Pluk enz. Alleen de oudste zoon Jan (1926-2008) kreeg de bijnaam “Pijl”. Die naam werd op z’n Nederlands uitgesproken.
Kees Mooijer (Kees van Pooij 1908) had een niet-Volendamse vrouw getrouwd. Zij heette Akke de Boer (1911). Hun kinderen werden naar moeder genoemd. Ap Akke, Tinie Akke, enz. De bijnaam gaat dan ook weer vaak op de volgende generatie over. De kleinzoon krijgt de bijnaam. Carlo Akke.
Gerrit Pooijer (van Pooij 1902) was een man die, voor die tijd, nogal lang was. Hij werd daarom Lange Pooij genoemd.
Volendammer zakenlieden met keurige viswinkels in Amsterdam. Drie broers hebben zich al heel vroeg in de tijd onderscheiden als zakenlieden. Ik noem hier de broers, Kees Mooijer (Puul 1894-1964), Pieter Mooijer (1900) en Kees Mooijer (Schimmel 1892). Zij hadden heel goedlopende viswinkels in Amsterdam. Zij werden in Volendam, dankzij hun vakmanschap en ijver, gegoede burgers. Piet Mooijer (1900-1991) had een hele goede viswinkel aan de Stadionweg te Amsterdam. Deze zaak is later overgenomen door zijn zoon Cor (1931-2012). Die had als bijnaam Corremik. Kees Mooijer (Schimmel) leerde zijn drie zoons Kees (1916-2008), Sijmen (1919-2013) en Jan (1922-1974) ook het vak. Ook zij hadden alle drie goed lopende viswinkels in Amsterdam. Van dit gezin was een zoon en een dochter jong overleden. De zonen van Kees Mooijer (Puul) hebben vis- en garnalenimperiums opgebouwd. Deze heren Mooijer waren uitstekende zakenlieden, maar ook verstandige mensen. Zij lieten al heel vroeg mooie huizen bouwen aan de Haven 156 en nummer 168 te Volendam. Een prachtige stand met uitzicht op een haven vol botters en een prachtige zee. Voor veel Volendammers zijn zij als werkgever broodheer geweest. Daarnaast hadden deze broers nog drie zussen. Lijp Mooijer (1898-1950) trouwde met Jan Molenaar (1895-1984), bijgenaamd de Lunch of Jan Pier. Zij hadden een winkel aan de Haven. Aaf (1891-1980) en Klasie Mooijer (1896-1992) traden beiden op jonge leeftijd als religieuze in, in het Klooster. Aaf werd later priorin in een klooster van een strenge orde. Zij zijn beiden heel oud geworden.
Ook een zus van mijn moeder, tante Lijstje Molenaar (1909-1998), was kloosterlinge. Ook zij is heel oud geworden. Toen ik dat eens tegen mijn tante Grietje, de echtgenote van Jaap Schilder, Dries, zei, merkte zij op: ‘Geen wonder, de drie R’en’. Toen ik haar vroeg wat zij daarmee bedoelde zei zij: “Een garantie om oud te worden is: Rust, reinheid en regelmaat”.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jacob Mooijer – Bup (1918-1986),
Jan Mooijer – Pijl (1926-2008),
Cees Mooijer – de Edele (1935-1998).
De familienaam Mossel.
Jacob Mossel (1882-1971), was een Volendammer van joodse komaf. Dat was ook aan zijn uiterlijk duidelijk te zien. Hij was getrouwd met Maartje Tol (van Abees 1884-1965) en woonde in de WJ Tuijnstraat 16. Deze Jacob of Jaap Mossel was vishandelaar van beroep. In Volendam werd hij altijd “de oude Mossel” genoemd. Zijn oudste zoon, Albert Mossel (1911-1990) had bij zijn geboorte iets aan zijn oogje. Op de vraag aan de vroedvrouw wat dat was, antwoordde zij: “Dat is een pareltje”. Vanaf de eerste dag van zijn geboorte droeg Albert Mossel al een bijnaam: “De Parel”.
Dirk Mossel (1890-1973) is een naam die niet veel voorkwam in Volendam. Toch kreeg deze man een bijnaam. Het werd Krijn Mossel. Zijn zoon werd Dick van Krijn (1935).
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jacob Mossel – Mop (1929-2008),
Jaap Mossel – Potter (1939-2008),
Jacob Mossel – Kobus (1801-1857),
Albert Mossel – Ab van Thijs Mossel (1914-1945).
De familienaam Plat.
In veel families kregen de kinderen uit een gezin verschillende bijnamen. Een voorbeeld met verschillende bijnamen in een gezin zijn de zonen Jacob Plat (de Ruiter 1862-1933). Zij kregen de volgende bijnamen. Dirk werd Duks (1905), Kees werd Tase (1911), de andere Kees werd Koes (1901), Klaas werd de Bot (1903) en Jan werd Jan de Ruiter (1907) genoemd. Het kwam ook geregeld voor dat een bijnaam zo was ingeburgerd, dat zelfs de echtgenote haar man met zijn bijnaam aansprak. De echtgenote van Kees Plat, Tase noemde haar man altijd Tase.
In december 1985 heb ik nog een verhaal in de Nivo geschreven over het feit dat de Koes met zijn vriend Jan de Boer heen en terug naar Rome zijn gefietst. Dat verhaal heb ik toen opgetekend aan de hand van informatie van zijn vrouw omdat de Koes al was overleden. De zonen van Dirk Plat (Duks 1905-1988) kregen ook weer allemaal een verschillende bijnaam. Flip, Joep, de Swing, Koes en de Kale. Dirk, een van de jongste kinderen van het gezin, werd naar zijn vader genoemd: Dirk Duks. De dochters werden weer genoemd naar hun moeder. Neeltje van Griet de Bok (1911-1960).
Jan Plat (1928-2018) is, net als zijn broers en zusters, nooit bij zijn of haar echte naam genoemd. Altijd Jan Dibbes, Sijmen Dibbes, Jack Dibbes, Trijntje Dibbes enz. Kees Plat werd Jack Dibbes genoemd. Zijn broer Jaap werd Gijs genoemd en na het op veel te jonge leeftijd overlijden van Kees, werd hij Jack (in plaats van Gijs) genoemd.
Kees Plat (1935) en Jaap Plat (1934) gingen door het leven als Kees en Jaap van Kuultje.
De twee zussen, Aaf en Geert Plat zijn nooit bij hun gewone familienaam genoemd. Aaf (1893-1978) was gehuwd met Kees Kroon (van Nisse 1888-1964) en ging door het leven als Aaf Snert. Geert was gehuwd met Hein Veerman (1897-1968) bijgenaamd Hein van de Mottige en ging door het leven als Geertje Pieter (1902-1955).
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jan Plat Pokkes (1859-1896),
Geertje Plat – Dove Geert (1859-1940),
Jacob Plat – Bording (1866-1901),
Cornelis Plat – Blauwtje (1894-1965),
Cornelis Plat – ouwe Plek/Plek (1827-1882),
Jaap Plat – de Wupper (1932-2014),
Klaas Plat – Willem van Kokke (1854-1935),
Kees Plat – de Zoute (1948-1992),
Jan Plat - Pus (1792-1857),
Jan Plat - ouwe Platje van de Pus (1841-1928).
De familienaam Pooijer.
Mijn zuster Griet en zwager Henk (van Kaak) wisten het volgende te vertellen. Kees Pooijer (1871-1955) was de bap van o.a. Henk van Kaak. Hij woonde met zijn gezin op het adres Edammerweg 11, naast Kippie. Hij was getrouwd met Aagt Veerman, bijgenaamd Aagt van de Mottige (1875-1936). Uit hun huwelijk zijn zeven dochters en een zoon Cornelis (1911) geboren. Cornelis is slechts 3 maanden oud geworden. Dochters zijn Aal (1902), Aagje (1904), Jannig (1906), Geertje (1908), Woltje (1915) en Agie (1916). Zijn dochter Aaltje (1913) is slechts 3 jaar oud geworden. Kees Pooijer heeft zijn naam nooit laten wijzigen. Tijdens een H.Mis zakte hij in de kerk in elkaar en was onmiddellijk dood. Zijn echtgenote Aagt is 61 jaar geworden. In de laatste jaren van zijn leven verbleef hij in de St.Nicolaashof.
Zijn schoonzonen waren:
Jan Zwarthoed (1903) - Jan Blok,
Jaap Veerman, (1908) - Jaap van Kaak,
Jan Kroon (1899) - Jan Kootjesjan,
Piet Sier (1905- Piet de Robbert,
Arie van den Hogen (1908),
Jan Bond (1915).
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Lourens Pooijer – Rooie Lau (1799-1892),
Piet Pooijer – van de Knar (1831-1902),
Jan Pooijer – Noompie (1756-1826),
Jan Pooijer – Pluk (1870-1943),
Jan Pooijer – Luuk (1831-1885),
Jan Pooijer – Pantjes (1827-1898),
Cornelis Pooijer – Backhuis (1913-1967),
Simon Pooijer – Piep (1830-1908),
Cornelis Pooijer – de ouwe Muis (1834-1922
Rechts : Cornelis Thameszn.Koning (1830-1908). Zoon van Thames Koning (1796-1849) met de Bijnaam “Ouwe Koppen en Bienen”.
De familienaam Runderkamp.
De leden van deze familie hadden ook wel bijnamen. De slager Wim Runderkamp (1909-2006) werd ‘Wim van het Zwartepad’ genoemd omdat hij in die straat zijn slagersbedrijf had gevestigd. Zijn kinderen kregen hem weer van vader. o.a. Griet Wum, Nel Wum, Jan Wum en Ton Wum. Zijn neef Hein Runderkamp (1911-1981) werd ‘de worst’ genoemd terwijl zijn broer Willem (1910), die slager van beroep was, naar zijn vader Rikus werd genoemd: ‘Willem van Rikus’.
Hendrikus Runderkamp (Ome List 1918-1971), slagersknecht, overleden op 53-jarige leeftijd door een verkeersongeval. Zoon van Henricus (Rikus) Runderkamp en Grietje de Boer. Getrouwd met Wolmoed Mol. Zij werd altijd Antje Fiedel genoemt. Ome List woonde op het dril. Als hij thuis kwam met zijn brommertje wist iedereen dat hij het was omdat hij altijd keihard ‘Jodelahitie’ door de straat riep.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Evert Runderkamp – de Donkere (1925-2002),
Klaas Runderkamp – de Mepper (1919-1974),
Cornelis Runderkamp – Blauwe Kees (1897-1965),
Nicolaas Runderkamp – Bakkertje (1916-1969),
Wim Runderkamp – van t zwarte pad (1909-2006),
Wim Runderkamp – Worst (1840-1914),
Wim Runderkamp – de Punnik (1940-2020),
Jan Runderkamp – Tuf (1818-1995),
Cor Runderkamp – de Slager (1923-1990).
De familienaam Schilder.
De samenstelling van het gezin van Gerrit Schilder (Snert 1871-1930) was : Gerritje (Snert 1901), Sijmen (Snert 1902), Geertje (Min 1904), Klaas (Koles 1906), Hein (Pierre 1907), Geertje (Snert 1909), Jan (Dirrekie 1910), Pieter (Loege 1912), Cees (Nor 1914), Gerrit (Joep 1916), en Trijntje (Snert 1918) genoemd.
Hoe zult zich wellicht afvragen: Hoe komt zo’n gezin toch aan al die vreemde en verschillende bijnamen? Wel, hun oom Kees “de ouwe Bakker” (1884-1956), gaf al zijn neven, wij zeggen oomzeggers, zonder enige reden, een bijnaam. Blijkbaar kreeg die ouwe Bakker daar een kick van. Klaas werd al als jongetje zonder enig motief Koles genoemd. De andere broers van Klaas heeft die ouwe Bakker allemaal een bijnaam gegeven. Vele van die kinderen en kleinkinderen dragen die bijnaam nog steeds.
Een grappig voorval hoe Cornelis Schilder aan zijn bijnaam “de Nor” is gekomen is ontstaan toen Cornelis de naam “NORA”op zijn schip wilde verven, was na drie letters zijn verf op. Het hele gezin draagt sindsdien de niet voltooide bijnaam “Nor”.
De kinderen van Klaas Koles (1906) werden bijna allemaal naar hun vader vernoemd.Lijpje Koles (1932), Griet Koles (1934), Gerrit Koles (1936), Jintje Seintjes/Koles 1938, Gerrit Kettie Koles (1939) , Harmen Koles (1940) en Ant Koles (1943).Behalve Jan, die was aan de grootvader van moeders kant vernoemd. Dat was Jintje Seintjes. Dat gebeurde wel vaker. Na het overlijden van drie van zijn broers werd hij weer Jintje Koles genoemd.
De kinderen van Gerritje Snert (1901) werden allemaal “Snert” genoemd. Toen zoon Jaap (1940) er later een andere levensvisie op na ging houden werd hij “Soep” genoemd.
Een ander voorbeeld was het gezin van Bruin Schilder (van Kippie 1874-1954). Zij kregen ook allemaal een verschillende bijnaam. Kees (1904) werd “de Schel” en Piet (1910) werd “Hollywood” genoemd. Jaap (1915) kreeg als bijnaam “’t Beest” en de andere Jaap Schilder (1906) de bijnaam “Kalf”. Klaas (1907) werd “Katimok”, Kees (1916) werd “Kippie” en Crelis (1918) werd “de Kip” genoemd.
Het was de gewoonte dat kinderen eerst naar de grootouders en vervolgens naar de ooms en tantes op volgorde van ouderdom werden vernoemd. Hier werd elke oudste zoon dus Bruin genoemd. Vernoemd naar de Bap. De oude Bruin van Kippie was, net als zovele andere Volendammers in die tijd, behoorlijk naamziek. Hij ging zelfs zover dat alleen de kleinkinderen die Bruin heten, zakgeld van hem kregen. Dat was niet altijd leuk voor de kinderen. Bruin Schel (1932) kreeg bijv. wel iets en zijn broer Jan, de Grove (1934) kreeg niets. Het was naar onze maatstaven niet goed, maar zou was het nu eenmaal in die tijd!
Jan Schilder (1934), bijgenaamd de Grove, was bij zijn geboorte al een flinke jongen en was een man met veel talenten.Wij herinneren hem nog uit onze jeugd in het Pius X gebouw als hij de jeugd op een komische manier vermaakte. Hij kon heel mooi tekenen, maar ook prachtig sneltekenen. Ook in het moppentappen, bekkentrekken en in het maken van een karikatuur van iemand was hij zeer bedreven. Maar we moeten nooit vergeten dat er in de jaren ‘40 en ‘50 voor de kinderen van die grote arme gezinnen weinig of geen ontplooiingsmogelijkheden waren. Dat gold zeker ook voor de Grove. Net als de Grove hadden veel meer jongens en meisjes in Volendam talent op velerlei gebied, maar door de armoede werd dat helaas niet ontwikkeld. De kinderen van Bruin Schilder (de Schel) werden allemaal weer met de bijnaam van vader genoemd. Bruin Schel (1932), Kees Schel (1936), Jaap Schel (1938) enz. Behalve Jan (1934), dat was “de Grove”.
Hille Stroek (1915-1982) was een beeldschone vrouw. Als men haar vroeg: ‘Hille heb je al verkering?’ zei zij altijd: ‘Ik moet er eentje uit Hollywood hebben’. Daarmee bedoelde ze te zeggen: Ik wil alleen een knappe man. Piet Schilder (1910-1957) vroeg haar en prompt kreeg hij de bijnaam Hollywood omdat hij de man was die aan het profiel van Hille voldeed. Deze Piet was inderdaad een knappe vent. Filmsterren woonden in de U.S.A. in de staat Californië in de plaats Hollywood. Mijn schoonmoeder zei van hem: “Een bruine bek, met mooie tanden en een witte hoed”. Hij was eigenlijk een filmster. Rijp en in staat voor de Amerikaanse filmstad Hollywood. Vandaar. Piet heeft zijn leven lang zijn brood verdiend met een viswinkel in Amsterdam-Noord.
Piet zijn broer Jaap (1915-1963) kreeg de bijnaam ’t Beest omdat het niet alleen een sterke kerel was. Maar ook omdat het, zoals men toen zei: een beest was als hij drank op had’. Doch deze Jaap was meer iemand van het type: Een ruwe bolster, blanke pit. Jaap verhuisde al jong naar Limburg en heeft zijn leven lang zijn brood verdiend met een viswinkel in Kerkrade. Zijn oudste zoon werd geen Bruin maar Bruno genoemd. De andere broer Jaap (1906-1978) was daarentegen een hele rustige man. Een heer. Deze Jaap is ook enkele jaren raadslid geweest. De karakters van deze broers waren zeer contrastrijk. Broer Kees van Kippie (1916-1975) had eerste een banketbakkerij aan de Edammerweg 12. In 1958 heeft hij dat veranderd in een cafetaria. Ik herinner mij nog dat zijn kroketten en bami- en nasiballen van een uitstekende kwaliteit waren.
Kinderen van de Schel; Broederhulp. Op een zomerse woensdagmiddag zaten er een aantal Volendammers op het zuidelijk gelegen havendijkje bij het Mariabeeld. Thomas Schilder (1947), de jongste zoon van de Schel, vertelde mij in de zomer van 2009 het volgende verhaal. Wij hadden het vroeger zo arm, dat wil je niet weten. Als kinderen van 8, 9 jaar wilden mijn broer Klaas (Kaak 1946) en ik graag een fiets. Want de meeste kinderen in onze straat hadden een fiets. Doch hoe vaak wij dat ook vroegen, onze ouders konden dat echt niet betalen. Dus geen fiets. Nu moet je weten dat onze oudste broer Bruin (1932) als trompettist in een muziekband speelde. Daarmee verdiende hij een behoorlijke cent bij, mag je aannemen. Op een zekere dag, nadat hij onze verzoeken aan onze ouders weer zijdelings had aangehoord, kwam hij bij verrassing met twee fietsen aan. Deze zijn, zei hij, voor Kaak en voor Thomas. Je kunt begrijpen hoe intens gelukkig wij daar mee waren en hoe zuinig wij op die fietsen waren.
Enige jaren geleden, Bruin schoot in leeftijd al wat op en zijn gezondheid nam wat af, verzocht onze oudste broer ons of wij, als stukadoors, zijn gang wilden stukadoren. Wij spraken af dat wij dat zouden doen. Een datum en dag werden vastgesteld. Nadat wij op een zaterdagmorgen zijn gang en keuken keurig hadden gestukadoord, vroeg hij ons hoe veel geld hij ons schuldig was. Daarop antwoordden wij hem. Niets. Vervolgens vroegen we hem: Weet je nog van die twee fietsen? Daarom hebben wij dit nu graag voor jou gedaan. U begrijpt dat dat moment zowel voor Bruin als voor ons een dankbaar, maar vooral een emotioneel moment was.
Hoe kwam Hein Schilder (1908) aan zijn bijnaam: Hein van Madoet? Zijn moeder heette Maartje Jonk (1880) en was een dominante vrouw. Zij woonde in Purmerland. Zij was getrouwd met Klaas Schilder (1876), bijgenaamd Klaas van de Trieter. Deze Klaas was een doodgoeie, eenvoudige man. Na hun trouwen verhuisden zij naar Volendam. Haar naam Maartje werd afgekort tot Ma. Als er dan thuis of in de buurt iets gedaan of geregeld moest worden, zei haar man Klaas of een ander familielid: “Ma doet ‘t wel”. Dit kwam wel vaker voor. (Het woord “Ma” werd op z’n Nederlands uitgesproken). En zo ontstond de bijnaam Madoet.
Veel Schilders dragen de bijnaam: Kakes. Thames Schilder (1901-1967) is altijd met respect bij zijn bijnaam genoemd. “Taans van Kakes”. Al zijn kinderen droegen ook deze bijnaam.
Klaas Schilder (1924) werd de Burger genoemd vanwege zijn bedachtzame wijze van formuleren. Hij sprak altijd netjes. Met netjes bedoel ik dat hij in de zinnen die hij sprak geen krachttermen, schuttingwoorden of vloeken gebruikte. Hij wist goed te motiveren en te relativeren. Hij was een echte Volendammer en de Volendamse klederdracht is hij altijd trouw gebleven. Klaas heeft de meeste jaren van zijn leven zijn brood verdiend als visserman. Vanaf zijn zestigste jaar heeft Klaas gewerkt in Hotel Spaander als nachtwaker. Mijn broer Hein Tol (de Knoest 1935), met wie hij jaren op het IJsselmeer heeft gevaren, vroeg hem eens hoeveel nachten hij per week aan het werk was. Klaas antwoordde: Zeven nachten en hij stelde vervolgens onmiddellijk de vraag daar achteraan. Weet je hoe vaak dat is? Nog voordat Hein iets kon zeggen zei Klaas: Dat is nooit niet’.
Zijn broer Willem (1927) kon als jongetje zijn naam niet zo goed uitspreken. Op zijn Volendams spreek je die uit met Wulm. Hij zei dan Tulm in plaats van Wulm. Zijn hele leven is het Tulm geweest. Op 7 augustus 1955 kwam hij met Dick Snoek om het leven. De auto waarin vier personen zaten werd bij de spoorwegenovergang te Oosthuizen gegrepen door een aanstormende trein. Dick Snoek was slechts 25 jaar oud. Willem Schilder was slechts 29 jaar oud.
Binnen de familienaam Schilder is het geslacht “Vik”’ in Volendam een grote naamgever. In het gezin van Crelis Schilder (1918-1978), veel beter bekend onder zijn bijnaam Crelis van Piet Vik en Stijntje Kwakman (Slak 1916-1996) aan de Kathammerstraat 90 kregen de kinderen allemaal de bijnaam van moeder: Kees Slak (1943), Nel Slak (1944), Piet Slak (1946), Trijn Slak (1949), Klaas Slak (1950), Marie Slak (1952) en Annie Slak (1960) . Dus ook al was deze Piet vernoemd aan zijn bap van vader’s kant, Piet Vik, werd hij toch Piet Slak genoemd.
De vader van Jaap (1876) en Sijmen Schilder (1882) te weten Klaas Schilder (Bibber 1848-1930) kreeg de bijnaam “Bibber” omdat hij een bibberend stemgeluid had.
Een bijnaam die tot één gezin beperkt is gebleven is die van de “Raampoort”. Dit gezin van Jan Schilder (Raampoort – 1904) woonde aan de H.J. Calkoengracht te Volendam.
Aaltje (1845-1936) en Geesje Schilder(1840-1890), bijgenaamd “Kijk Uit”. Aaltje dankt haar bijnaam aan het feit dat ze al heel vroeg en vaak bij de haven stond, met haar hand boven haar ogen, te kijken of haar man al in aantocht was. "Daar staat Aaltje weer op de uitkijk!" zei men. Dat er daarna een zuining Geesje in de familie kwam, die goed met geld om kon gaan en daarom de naam Geesie Kijkuit kreeg, heeft niets met de naam van Aaltje.
De bijnaam politiek, daarvan zou je denken, nou die ouweheer Schilder (1875-1959) was sterk in de politiek geïnteresseerd. Doch niets is minder waar. Hun algemene bijnaam was: Thames (men sprak dat uit als: Taans) van de Trieter. Een van zijn zoons Jan werd Jan Politiek (1907-1986) genoemd. Daarna kregen alle broers die bijnaam toebedacht.
Jan Schilder (1875-1971), bijgenaamd “Ouwe Tuissie” had drie zonen. Jan van Stokken (1923), Jan van Tuissie (1916) en Klaas (1914) werd Pinokkio genoemd. Al gauw werd dat ingekort tot: Pinok.
Jan Schilder (1895) uit de Kathammerstraat had geen bijnaam. Zijn kinderen evenmin. Zijn broer Sijmen (1892) is nooit bij zijn naam genoemd. Het was altijd Sijmen Doofie. Zijn zoons Thoom (1924) werd Thoom van Sijmen Doofie. Zijn zoon Jan werd Jan Slof (1932) genoemd. Zijn zoon Jaap werd Jaap Terlouw (1931) genoemd. Hoe kwam dat? Als jongens in de straat voetbalden wilden ze graag naar een bekende voetballer vernoemd worden. Rinus Terlouw was vroeger zo’n bekende voetballer. Grietje (1921) werde Grietje Kieft genoemd naar de meisjesnaam van haar moeder.
Twee neven, Jan Tol en Jan Schilder. De een gaat door het leven als Jan Klies (1949) en de andere als Jan Dries.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jan Schilder – Sapie (1825-1890),
Jan Schilder – Clown (1916-1995),
Jan Schilder – Mug in mijn Gat (1863-1926),
Jan Schilder – Brei (1896-1954),
Jan Schilder – het Jagertje (1840-1921),
Jan Schilder – Kaan (1918-1986).
Neeltje Schilder - Ootje (1811-1891),
Klaas Schilder – de Kerel (1844-1908),
Heintje Schilder – Fik (1810-1859),
Lijp Schilder – Dikke lijp (1894-1959),
Bruin Schilder – Peew (1910-19860,
Kees Schilder – Kees met zijn baard (1910-1946),
Cornelis Schilder -Tachtig (1876-1953),
Cornelis Schilder – de Bout (1934-1867),
Cornelis Schilder – de Gattenstrooier (1883-1972),
Gerrit Schilder – de Knol (1907-1957),
Gerrit Schilder – halve Maan (1927-1985),
Hendrik Schilder – Snot (1922-2008),
Jaap Schilder – Krun (1924-2005),
Jaap Schilder – an me Scheur (1925-1978),
Jacob Schilder - Baapie/Buppie (1801-1858),
Jacob Schilder – Baasoog (1841-1929),
Jacob Schilder – Oog (1917-1987).
De familienaam Schokker
Jan Schokker (1904) was een man die opkwam voor de belangen van de arbeiders. Zij durfde dus tegen zijn chef of baas in te gaan. Zijn collega’s vonden hem wel dapper. Het duurde niet lang of hij had zijn bijnaam te pakken. De Dappere. De meeste zonen werden vernoemd naar de bijnaam 'Boei' van moederskant. Dat Jan Sier werd Jintje Boei, Keessie Boei enz.
Verschillende Jan Schokkers kregen verschillende bijnamen zoals; Jan Stap (1886), Jan van Rijk (1854), Jan de Dappere (1904) Jan de Zeilemaker(1887), Jan de grote Zon (1928), Jan Poppelap (1919), Jan de Rot (1784), Jan Janneman (1859), Jan kleine Frerik (1855), Jan Dalm (1944).
Jan Schokker (Dalm) was een zoon van Dirk Schokker (Dalm). Hij werd alleen bij zijn bijnaam genoemd “Dalm”. Dus zonder voornaam. Jan Schokker liep met een rustige, statige pas. Daarom werd hij werd Jan Stap genoemd.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jacob Schokker – Kors (1838-1919),
De familienaam Schouten.
Jacob Veerman (Jaap van Dat 1875-1960), was zo lang dat hij zich verschoonde in de pastorie. Zijn eigen huis was te klein. Gehuwd op 29-jarige leeftijd met Lysbeth Schout (Lijssie van Schouten 1876-1967). Lijssie was de laatstgeborene Schouten op Volendam, dochter van Cornelis Schout (Ouwe Schouten 1832), vissersknecht, en Trijntje Kieft (1834).
Klaas Schout (Kossie Bruun 1844-1924), broer van Cornelis Schout (Ouwe Schouten) was een kindjesbegraver en verhalenverteller. Kóssie Bruun was lui. Wie in die tijd een luie bui had, kreeg te horen: 'Luie Kos, die je bent!" De jeugd op straat zong het volgende versje: "Kóssie Bruun met je kale kruun, met je kale kop, daar lopen de luizen met bossies op!" Kóssie was in het dorp de kinderbegraver. Honderden kinderlijkjes droeg hij onder zijn arm naar kerk en kerkhof.
Vroeger, zo rond 1910, leefden er in Volendam nog maar enkele personen met de naam Schouten. Zo ook twee broers. Mijn vader kende ze alleen bij de namen Klaastum en Riestum. Het waren twee eenvoudige vrijgezelle mannen. Ze dreven op de dijk een handeltje met groente en fruit.
De familienaam Sier.
Kees Sier (1908-1985) zat in militaire dienst. Hij schreef aan zijn ouders een briefkaart. Het enige wat hij er op schreef was: “Alles kits”. Daarna was “Kits” zijn bijnaam. Zijn kinderen zijn Dick Kits, Klaas Kits enz. Zijn broer Jan Sier (1914-1977) verhuisde met zijn gezin naar Kaatsheuvel in N-Br. Toen was het in Volendam: de Kaatsel. Zijn jongste broer Dirk (1926-1994) was aan zijn bap vernoemd. Die had als bijnaam: “Dirkie van de Dronke”. Over deze Dirk die met zijn gezin in de Aalstraat woonde ken ik twee waar gebeurde verhalen.
Op zaterdag werkte hij altijd enkele uren over. Met het door hem verdiende geld spaarde hij elke week een bepaald bedrag. Na een paar jaar had hij een bedrag van f. 600,-- opgespaard. Dat was in die tijd, de jaren zestig van de vorige eeuw, ‘een vermogen’. Hij bewaarde zijn spaargeld in een van zijn jasjes. Tot het ‘noodlot’ toesloeg. Wat was het geval? Zijn vrouw had een oud jasje meegegeven aan een voddenboer. Toen Dirk op het einde van de week naar zijn jasje zocht, en vroeg aan zijn vrouw of zij wist waar dat jasje was, vertelde zij dat zij dit oude jasje aan de voddenboer had meegegeven. Dat was dus voor het gezin een grote strop en Dirk en zijn Maartje hadden er meer dan een slechte week van. Doch Dirk, arbeidzaam als hij was, bleef een dag in de week overwerken en bleef wekelijks een bepaald bedrag sparen, want je weet maar nooit met een gezin. Na ongeveer een jaar kocht Dirk een echte geldkist. Deze ellende wilde hij immers niet meer meemaken.
Enkele jaren daarna deed zich een ander voorval voor. Op een zondag morgen zat de familie gezellig bij elkaar. Ze aten wat, ze dronken wat en ze keuvelden wat over koetjes en kalfjes. Totdat opeens de a.s. schoonvader van een van zijn dochters, hun woning binnenkwam. Na de aanwezigen vriendelijk gegroet te hebben zei hij met een ernstige blik. 'Ik heb slecht nieuws. Mijn zoon moet trouwen met jouw dochter'. Dit sloeg natuurlijk in als een bom. Er werd door iedereen daarover gepraat en er werd gezucht. Totdat Dirk de geldkist in de midden van kamer zette en in een opwelling op de geldkist trapte. Hij sprak toen de woorden: 'Dit is wat ik heb, en nou spaar ik nooit meer'. Daarna heeft de wederzijdse familie er ‘nog eentje genomen’ en zowel gelachen als serieus over deze situatie gepraat. Uiteindelijk werd er niet meer in hevige mate gedramatiseerd, maar vooral gedacht en gewerkt aan een zo goed mogelijke oplossing.
De heer Thames Sier (1876-1965) kreeg de bijnaam ‘de Waffel’ omdat hij rondom 1910 op de markt te Alkmaar met luide overheersende stem zijn goederen aanprees. ‘Hou je waffel’ zeiden zijn concurrenten dan. Ook als hij in t café een borrel nam dan werd t steeds luider zodat hier ook de mensen zeiden 'hou nou er eens je waffel'. Hij had zijn bijnaam. Bij het schrijven van dit verhaaltje komt bij mij de vraag op: Met welke wijze van vervoer ging en kwam deze man, met zijn handelswaar, van Volendam naar Alkmaar en weer terug.
Drie gebr. Sier kregen ook alle drie een verschillende bijnaam. Jan (1903) werd de Urker genoemd, Klaas (1914) kreeg de bijnaam Ouwe Kakke, en Frerik (1902) werd Frik of schelige Frik genoemd. Frik lustte er wel eentje of twee meer…De zonen van Frik kregen ook verschillende bijnamen. Klaas werd ‘Pech’ (1935) genoemd. Jan kreeg de mooie bijnaam ‘Jan van ’t Noorden’ (1939), Klaas jr. werd ‘de Kwast’ genoemd en Bart kreeg de bijnaam ‘Bart Stoffel’ .
De klederdracht van Volendam had ook veel weg van die van Urk.Vooral de pijen broek. Dat brengt mij op de verklaring van de volgende bijnaam. De heer Jan Sier droeg als jongentje eens een Volendammer broek waarvan de pijpen iets te kort waren. Die broek leek veel op de broek van de Urker klederdracht. U raadt het al. Jan Sier werd vanaf die dag de Urker genoemd.
Jan Sier (1939) was een zoon van Frederik Sier, bijgenaamd ‘Skelige Frik’. Deze Frederik woonde met zijn gezin op het Noordeinde. Men noemde Jan in zijn jeugdjaren: ‘Jan van Skelige Frik’. Later kreeg hij de veel mooiere bijnaam: Jan van het Noorden. Een leuk voorval is nog dat pastoor Goedhart, vanwege zijn verdiensten, een kerkelijke onderscheiding voor hem heeft aangevraagd onder de naam: Jan van het Noorden. En op die onderscheiding stond ook in grote letters: De heer Jan van het Noorden, enz.
Drie andere gebr. Sier kregen ook alle drie een verschillende bijnaam. Crelis Sier (1904) werd Goot genoemd. Hein Sier (1908) werd de Dot genoemd en Kees Sier (1902) werd Janus genoemd. Nu ik zijn naam schrijf, komt het volgende voorval in mijn gedachten. Deze Kees Sier had vroeger een niet alledaags beroep van handel in oud ijzer en oude metalen. Hij had zijn “bedrijf” op de achterstraat achter zijn woning in de C.J. Conijnstraat. In de jaren vijftig van de vorige eeuw is hij met zijn gezin verhuisd naar de Dr. Weverstraat 27. Kees is jong overleden. Zijn echtgenote Trijntje Sier-Veerman had eens een bedrag van f. 1000,-- opgespaard. Ze bezwaarde dat in haar naaimachine die op de vliering stond. Dat was een veilig plekje. Toen zij op latere leeftijd verhuisde naar het bejaardenoord en de woning werd verkocht, bemerkte de koper dat er nog een naaimachine op de vliering stond. Op het moment dat hij een schuifje opende bemerkte hij dat er een bankbiljet in lag. Een briefje van duizend! De koper van deze woning is wel zo eerlijk geweest dit bedrag aan de rechtmatige eigenaren terug te geven.
Crelis Sier (1904) kreeg de bijnaam ‘Goot’ na het volgende voorval. Als ondeugende jongen was hij bij de Haven aan het spelen. Met zijn vrienden botter in, botter uit. De dienstdoende politieagent, de heer Van der Goot, zag dat en ging hem achterna. Hij kon de snelle en lenige Kees echter niet te pakken krijgen. Kees hield er wel de bijnaam Goot aan over.
Hein was vroeger een knap ventje. Een dot van een jongen. Zodoende Hein Dot.
Anderzijds waren er best heel wat Siertjes die altijd bij hun echte naam zijn aangesproken. Velen hadden dus geen bijnaam.
Albert Sier (1897) werd Abbelies genoemd. Zijn zoon Jaap (1922-2007) die vooral vroeger erg mager was, kreeg de bijnaam de spliterwt. Dat werd later ingekort tot de Split.
Jan Sier (1883-1958) kolensjouwer, spieringpakker kreeg de bijnaam “Vais”. Men noemde hem ook: De Verschietbap. Hij maakte iedereen aan het schrikken.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jaap Sier – Erwt (1913-2003),
Jaap Sier – van Siertje (1859-1931),
Jan Sier – de Gladpet (1830-1882).
Jan Sier – Nomp (1810-1872),
Jan Sier – Stank (1859-1939),
Klaas Sier – het Oor (1872),
Klaas Sier – Pappie later Pap (1829-1907),
Alie Sier – de Freule (1903-1998),
Evert Sier – de Flum (1890-1918),
Thoom Sier – Titta (1924-2020),
Piet Sier - Piet van de Gladpet (1866-1928).
De familienaam Smit.
Klaas Smit (1917-1986) sprak als jongetje het woord “Krentenmik” niet goed uit. Hij zei zoiets als “Krintemit”. Na twee keer was het “Mittes”. Zijn kinderen worden ook allemaal met die bijnaam genoemd.Jaap Mittes, Kees Mittes, enz.
Evert Smit (1865-1937) hield kippen op zijn achtererf. Het werd Evert de Kip. Deze Evert was de eerste Smit met de bijnaam Kip.
Piet Smit (1880-1926) en Aaltje Steur (1883-1967) hadden beiden een verschillende bijnaam. Men noemde hem Piet Mus en men noemde haar Aaltje Schar. Dan zou je zeggen, dan worden de kinderen ofwel naar vader ofwel naar moeder vernoemd. Niets is minder waar. De oudste zoon Jaap (1911) had eens als jongentje van ongeveer 10 jaar aan een van zijn plichten niet voldaan. Een buurvrouw zag hem wandelen over de dijk, dicht bij de ouderlijke woning. Zij toog onmiddellijk naar zijn moeder en zei: Aaltje, die jongen van jou loopt te lanterflanteren over de dijk. En jawel hoor, hij had zijn bijnaam te pakken. 'De Flanter'. Haar zoon Bruin zeurde wel eens als hij een pitje in de gestoofde peren zag. Op een gegeven moment ging zijn moeder dat vervelen. Zij zei: Jongen wat zou zo’n pitje. Bruin protesteerde daartegen. Daarop zei moeder: Bruin Pitje. Het was raak. Niet alleen Bruin werd Bruin Pitjes genoemd maar ook zijn broers Evert en Jan en zijn zus Jannetje.
Evert Smit (Jassie), visser (1892-1977). Zijn moeder stierf toen hij 2 jaar oud was. Hij ging toen naar het weeshuis van Edam. Hij kreeg ook kleren maar dat waren geen "baajen" (Volendammergoed). Het waren jassies. Vandaar de bijnaam, waardoor niemand weet dat hij eigenlijk Evert Smit heet.
Onder de familienaam Smit komen o.a. de volgende bijnamen voor. Kip, Bokkum, Vijg. Kees Smit, bijgenaamd Vijg, kreeg vier zonen. Evert werd Evert Vijg, Thames werd Nars van Vijgie, Dirk werd de Koet en Kees werd Taai genoemd.
De familie Smit (Bokkum), Evert Smit (1914-1987) rookte als eerste vis. Dat deed hij buiten op het doolhof. Aan een hangertje hingen de vissen. Het gaf een geweldige stank. Mensen in de buurt gingen ook klagen. Hij kreeg toestemming van de gemeente. Hieruit is de bijnaam Bokkum uit voorgekomen. Dat is nu al 6 generaties de familie Smit-Bokkum.
Als vader een voornaam had die in Volendam niet of nauwelijks voorkwam, gebeurde het dat de kinderen naar diens voornaam werden vernoemd. De kinderen van Reinier Smit (1903-1995) uit de Pastoor van der Weidenstraat 17 werden Klaas van de Reinier (1945), Afie van de Reinier (1947), maar ook wel Jan de Kip (1933) genoemd. Deze Reinier Smit was vernoemd aan een inwoner uit Edam. Vandaar deze niet-Volendamse naam.
Twee broers, Klaas (1885), bijgenaamd Paatje de Kip, en Jan (1905) en twee zusters Trijn (1898) en Aal (1889) waren ongehuwd. Zij zijn altijd met hun vieren in de ouderlijk woning aan het Noordeinde 81 blijven wonen. Aal is slechts twee dagen gehuwd geweest. Het huwelijksleven beviel haar blijkbaar zo slecht, dat zij snel eieren voor het geld koos, en naar haar twee broers en zus terugkeerde.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Thames Smit – Slappe Thaam (1896-1944),
Pieter Smit – Kaan (1913-2003),
Kees Smit – de Klak (1927-1999),
Klaas Smit – Lekker ding (1850-1905),
Jaap Smit – Papbek (1936-2017),
Jaap Smit – Poemes/Schoen (1868-1938),
Freek Smit – Uk (1921-1996),
Jan Smit – Jits (1904-1975),
Jan Smit – de Ridder (1812-1883),
Jan Smit – Jut (1868-1945),
Gerrit Smit – van Diene (1856-1934),
Gerrit Smit - Sol (1922-1983),
Dirk Smit – Dis (1821).
De familienaam Snoek.
Bijna alle zonen van Jan Snoek verdienden hun brood in visbranche. Ik noem Louw (1911-1980), Sijmen (1912-1966), Jan (de krummel 1914-1985), Kees (de krul 1915-1975) en Heintje (Steenkamp 1919-1975). Hoe kwam de krummel nu aan zijn bijnaam? Wel als jongetje van elf jaar hielp hij zijn vader al mee met het venten en verkopen van vis in Amsterdam. Andere Volendammer visventers die hem zagen werken en verkopen, vroegen zich dan af: Wat moet die krummel hier? Of: Daar heb je die krummel weer. En dan had je hem. De krummel woonde in de Kathammerstraat 88 en is 71 jaar oud geworden. Hein Snoek (1919-1975) speelde als jongen van 16, 17 jaar in een toneeluitvoering in het patronaatgebouw, Pius X. Hij speelde een rol als dokter Steenkamp. Deze rol, met een mooie witte jas aan, was hem op het lijf geschreven. Zijn vrienden noemden hem daarna: Steenkamp. Louw en Sijmen Snoek hadden geen bijnaam en werden altijd voluit naar hun naam genoemd. Doch de zoon van Sijmen Snoek, Jan, noemde zichzelf “Jan Patat” omdat hij enige jaren in zijn jeugd in een cafetaria van Kippie heeft gewerkt.
Hein Snoek (1899-1978) was een man die het als visserman allemaal wat voorzichtiger aan deed dan de meeste andere Volendammers. Hij kreeg de bijnaam: Hein Snel. Ook zijn broers werden allemaal “Snel” genoemd.
De familienaam Steur.
Klaas Steur (1916-1995) was niet al te lang. Daarom noemde men hem Krieltje. Een heel geslacht draagt nog steeds de bijnaam “Kriel”.
De vishandelaar Jan Steur (1921-2009) werd Van Leur genoemd omdat hij goed kon biljarten. Met het driebanden spel was hij voor iedereen een geduchte tegenstander en hij was een van de besten van Volendam. Hij kreeg die naam omdat in België een voormalig wereldkampioen driebanden woonde. Die heette Van Leur.
Jan Steur (1903-1964) had in zijn jeugd last van jeugdpuistjes. Men noemde hem Jan Glad. Daarop werd broer Piet Steur (1908-1952) ook maar meteen Piet Glad genoemd. Hun broer Bruin (1891-1964) die ook enige last van jeugdpuistjes had, werd Bruin Pukkel genoemd. Hun zus Hilletje (1895-1998) was getrouwd met Piet de Boer (Rondom Lelijk 1890-1982) veehouder uit Ilpendam.
Kees Steur (1888-1984), bijgenaamd Kees van Rembrandt kreeg zijn bijnaam nadat hij eens in Amsterdam een tijd naar het beeld van Rembrandt op het Rembrandts plein te Amsterdam stond te staren. Dat zal omstreeks 1920 zijn geweest. Ook op zijn kinderen en kleinkinderen is die bijnaam overgegaan.
Crelis Steur (1878-1949) verdiende zijn boord voor zijn gezin o.a. omdat hij koster in de St. Vincentiuskerk was. Velen van zijn kinderen en kleinkinderen waren resp. zijn begaafd in verlei opzichten. Artistiek, muzikaal, kunstzinnig, toneelspelen, schilderen, humoristisch en vriendelijk.Voorts heeft deze familie sterke genen. Aan velen van hen is aan hun uiterlijk en gedrag te herkennen vanuit welk geslacht zij komen. De kleinkinderen van de dochters kregen allemaal de bijnamen “van de koster”. Behalve de kinderen van zijn dochter Aaltje (1906-1978), die met Cor van Zelst (1908-1967) was getrouwd.Zoon Jan Steur (1907-1992) was onderwijzer. Sommigen kinderen kregen de bijnaam “van meester steur”. Anderen werden bij hun voor- en achternaam genoemd.
De bijnaam 'Zorro' is ontstaan door Willem Steur (van Jan van Keesie 1929-1997) die in zijn jeugdjaren de nodige kattenkwaad uithaalde door bijvoorbeeld de school in te sluipen, alle meubels op te stapelen en een grote letter 'Z'op het bord achter te laten. Vrij onschuldig allemaal en leuk voor de kinderen de volgende dag. Hij was waarschijnlijk geinspireerd geraakt door de film 'The mask of Zorro' uit 1940 met Tyron Power in de hoofdrol. Het dorp was klein en iedereen wist wel dat hij het was en zodoende bleef de naam aan hem plakken. Hij is er nog flink in de problemen mee geraakt toen in in dezelfde periode botters werden losgegooid in de haven, waar vissers duidelijk niet blij mee waren. Hij was verdacht nummer 1 en is toen opgepakt door de veldwachter en heeft 1 of 2 nachten opgesloten gezeten in het stadshuis van Edam. Hij was echter niet de dader omdat er tijdens zijn onvrijwillige verblijf in Edam opnieuw botters werden losgegooid en de echte dader betrapt werd. De dader was een dorpsgenoot maar de bijnaam 'Zorro' was wel gemaakt natuurlijk.
Willem Steur (1907-1988) leerde als een klein ventje bij winterdag schaatsen met zijn vader. Willem op kleine schaatsen achter een stoel ter ondersteuning. Zijn vader hielp hem daarbij. Het was mooi winters weer en er waren vele kinderen op de sloot aan het schaatsen. Op een zeker moment zei zijn vader tegen de kinderen: Opzij, opzij, hier komt Koen de Koning voorbij. Vanaf dat moment was zijn naam gevestigd. Iedereen noemde hem Koen. En niemand noemde hem meer Willem. Latere generaties kenden hem niet eens meer bij zijn voornaam. Koen de Koning was een geboren Edammer en werd in 1905 wereldkampioen schaatsen geweest en is twee keer winnaar van de Friese Elfstedentocht geweest. De oudste dochter van Koen, Agie (1936-2012), was getrouwd met Kees van Henk Tol bijgenaamd “Kees Schoen”. Zij kregen een tweeling. Zij vernoemde haar vader wel, maar niet met zijn geboortenaam Willem, maar naar zijn bijnaam: Koen. Het werd Henk en Koen Tol. Zo werd de bijnaam in de volgende generatie een officiële voornaam. Dat zien we ook met de voornaam Loege Schilder.
Jan Steur (1894-1931) kreeg de bijnaam Jan Dobbel omdat hij met kaarten nog wel eens een gokje waagde.
Jan Steur (Jan Hip 1934-1903) geboren te Katwoude was koster, timmerman en kunst-drager. Hij was mank,hij liep met een hippie en had meer bijnamen: Jan Hip, Jan Hop, Jan Pijpekop, Jan Dooiebegraver, Jan Vogelekweker, Jan Dooie-aanspreker, Jan Lampenopsteker, Jan Kip en Jan Kraay. En voor al dat werk kreeg hij als loon: vrij huur en licht.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Bruining Steur –Schar (1842-1905),
Bruining Steur – van de Stormwaaier (1791-1869),
Bruining Steur – Sap (1928-2012),
Bruining Steur – Joep (1935-1987),
Bruining Steur – Drum (1892-1973),
Klaas Steur – Schien (1885-1965),
Klaas Steur – Hondje/Entje (1854-1929),
Klaas Steur – Robbert (1927-1993),
Thames Steur – Goud (1844-1933),
Hein Steur – van Sjoerd (1867-1942),
Hein Steur – de Kanser (1818-1874),
Albertus Steur – Bartul/Houten Kop (1855-1939),
Cornelis Steur – Koote Kees (1887-1965),
Cornelis Steur – Ant zijn Kees (1816-1900),
Cornelis Steur – Tejtje (1856-1921),
Geertje Steur – de Rijke Weduwe (1859-1922),
Jacob Steur – Jijpert (1852-1924),
Jan Steur – Blakte (1873-1956),
Jan Steur – Pier (1824-1894),
Jan Steur – Sjor (1865-1930),
Jan Steur – van Keesie (1890-1979),
Jan Steur – Het Mannetje (1937-2022),
Jan Steur – de Weer (1896-1979).
De familienaam Stroek.
Er zijn niet bijzonder veel bijnamen van de familienaam Stroek bekend.
Bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jan Stroek – de Spieker (1848-1924),
Jan Stroek – Rus (1822-1891).
De familienaam Tol.
Uit de biljartclub bij café Jan de Boer ontstond onder alle biljarters een heuse vriendenploeg. De meeste van hen waren visventers. Een aantal van hen zijn hun hele leven alleen bij hun bijnaam genoemd. Piet Tol (Pietje van de Bolle 1951), Jan Veerman (Stale Jan), Jan Steur (Jan van Leur) en andere Jan Steur (Jan Drum) waren alleen bekend onder hun bijnamen.
Sijmen Tol is daarentegen zijn leven lang bij zijn eigen naam genoemd. Niet iedereen had een bijnaam, zelfs niet onder de Tollen. Bijv. de broers Siem Tol, Henk Tol, Jaap Tol en Kees Tol. Om te onderscheiden wie werd bedoeld werden ze met hun beroep aangeduid. Siem Tol en Henk Tol: de Schilder. Jaap Tol de schoenlapper en Kees Tol de Bakker.
Klaas Tol (van Dirk 1899-1982), een zoon van boer Dirk Tol (de strontboer) van het Noordeinde trouwde met Gaartje Schilder, bijgenaamd Gaartje Sas (1900-1971). Later werd ook hij Klaas Sas genoemd. Hun kinderen kregen allemaal de bijnaam, “Sas”. Dirk Sas, Jaap Sas, Nel Sas enz.
Kees Tol (1941-2021) uit de Kathammerstraat 15 liep eens te wandelen met zijn jongere broertje. Zonder enige reden sprak Pieter Spaander hen aan. Tegen zijn jongere broertje zei hij: Jij bent “de Lurik” en tegen Kees zei hij: Jij bent “de spreeuw”. Zijn jongere broertje kwam het daaropvolgende jaar helaas te overlijden. Zonder enige reden werd Kees daarop “Lurik” genoemd. Do van de Lurik vertelde mij dit verhaaltje. Het krijgen van deze bijnaam was dus heel willekeurig en had dus niets met de vogel, de leeuwerik te maken.
Het zou een omissie zijn als ik geen verklaring zou geven voor het ontstaan van mijn eigen bijnaam. Om onderscheid te maken tussen de drie Jannen in ons gezin noemde mijn moeder mij Jan Jobse. Waarom Jan Jobse? Wel. In 1854 werd mijn overgrootvader, Jan Molenaar geboren. Hij had een oom die Job Molenaar heette. Daar kwam hij als kind vrij geregeld. Daarom werd hij weleens Jan Jobszoon genoemd. Jan Jobszoon werd verbasterd tot Jan Jobse. In 1882 werd mijn grootvader Crelis Molenaar, Crelis van Jan Jobse geboren. Als de kinderen van mijn grootouders over hun vader of moeder spraken, spraken zij niet over mijn vader, maar over mijn ‘goeie’ vader. De bap was inderdaad een aimabel mens en heel goedige man. Mijn vader heette Jan. Een van mijn oudste broers heette Jan. Vanaf mijn geboorte in 1936 werd ik Jan Jobse genoemd. Al heel jong vroeg ik aan mijn moeder waarom ze mij die naam heeft gegeven. Daarop antwoordde zei als volgt: Jongen, ik hoop dat als jij later een jongetje krijgt, je hem Crelis zal noemen. Dan is er weer een Crelis van Jan Jobse’. Er zat dus een duidelijk een edele gedachte achter.
Do van Klaas Tol (1942-2021), de ijsboer aan de Haven, draagt zijn bijnaam al vanaf zijn jeugd. Slechts weinigen wisten dat hij van zijn voornaam Jan heet. Dit gold ook voor Do “van de Lurik” die het zijn hele leven moest doen met zijn bijnaam. Zijn echte naam is: Kees Tol
De Bijnaam Knoest stamt al uit 1867 van Hein Tol (Knoest) broer van Hein Tol (Run plus zesduizend 1869-1935). Bijzondere bijnaam overigens.
Klaas Tol (1926-1990) een zoon van deze Hein Tol van oom Jaap Tol (1896-1977) bijgenaamd, kleine Jaap van de Knoest en tante Marie Kwakman (Bol 1899-1977) werd Max Bol genoemd om het volgende voorval.
De meester op de tweede klas van de lagere school merkte op dat hij met lezen niet oplette. Terwijl de jongen achter hem voorlas, riep de meester dat Klaas de leesbeurt moest overnemen. Het leek erop dat Klaas niet wist waar hij was, maar wat bleek. Het eerste woord van de zin begon met de naam Max. Klaas wist niet hoe hij de x moest uitspreken. Dus hij zei enkele seconden niets. Daarop zei de meester. Klaas, daar staat Max. En dat herhaalde hij een paar keer. Tijdens het schoolkwartier werd hij daaraan door zijn klasgenoten herinnerd. Vervolgens noemden ze hem Max. Maar het ergste vond Klaas nog dat zijn moeder hem na enkele maanden ook Max in plaats van Klaas noemde. Zijn hele leven lang bleef het Max Bol of Max van Marie Bol.
Er is een gezegde dat luidt: Hij kan praten als Brugman. De heer Sijmen Tol (1922-1950) kreeg vroeger die bijnaam.
Wanneer je als kind zijnde je voornaam niet goed kon uitspreken, had je je bijnaam voor het leven. De ene Dirk Tol (1909-1889) werd vanaf zijn jeugd Ditje genoemd. De andere Dirk Tol (1897-1950) werd vanaf zijn jeugd Dark genoemd.
Joop Tol (1941) kreeg de bijnaam Joop Goddet omdat hij met veel succes enkele jaren de Tour de Gheel organiseerde. De echte Goddet was indertijd de directeur van de Tour de France.
De kinderen van Hein Tol (1868-1941), die al betrekkelijk jong ‘ouwe Hein’ werd genoemd, kregen de volgende bijnamen: Dirk werd “Ditje”, Kees werd “de Kurk”, Cornelis werd “de Koeter” en Jaap werd opgescheept met een scheldnaam die ik niet aan het papier wil toevertrouwen.
Als vader een voornaam had die in Volendam niet of nauwelijks voorkwam gebeurde het dat de kinderen naar diens voornaam werden vernoemd. De kinderen van Aart Tol (1873-1939) kregen allemaal de bijnaam “Van Aart”. Aart had zelf de bijnaam “Aart van Heinekaan” die hij van zijn moeder had geërfd.
De visser Jan Tol (1917), lag zo af en toe met zijn vissersschip in de haven van Kampen. Hij vond het brood uit Kampen erg goed smaken. Nadat hij dat een paar keer had gezegd noemde men hem: Kamperbroodje. Enkele van zijn zonen werden later “seks” genoemd. Hoewel dat voorkomende kerels waren met sexappeal, had het daar niets mee te maken. Zij rookten allen tabak en wel een Shaggy. Shag (spreek uit: sjek) werd verbasterd tot seks. Zo had je in Volendam. Grote Seks en kleine Seks.
Fam. Jan Tol (van het Gatje 1874-1953): Vijf van zijn kinderen kregen ieder een verschillende bijnaam. Jannig van ‘t Gat, Geert de Bout, Jan Jits, Jaap Jeesp en Tinx.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Albert Tol – de Vechtstroom (1887-1929),
Bruining Tol – Koen (1920-2002),
Bruining Tol – Farrifax (1908-1962),
Cor Tol – Tubbe (1938-2017),
Kees Tol – Keessie Knor (1815-1891),
Kees Tol – Schoen (1937-1991),
Kees Tol – Mart (1917-1982),
Kees Tol – de Bakker (1908-1975),
Hein Tol – de Grutter (1808-1856),
Hein Tol – Nonnie (1921-2005),
Cornelis Tol – de slechte Bap (1897-1970),
Cornelis Tol – de Kaaier (1852-1906),
Cornelis Tol – Sijmen van Gon (1862-1929),
Sijmen Tol – Sikkes (1904-1970),
Grietje Tol – van Pothuipers Jentje (1861-1942),
Frerik Tol – van de Blauwe (1874-1961),
Piet Tol – Babbet (1885-1927),
Dirk Tol – Dark (1897-1950),
Dirk Tol – Boffert (1928-2010),
Dirk Tol – Ditje/Ditje van ouwe Hein (1909-1989),
Jaap Tol – de Heilige (1926-2015),
Jaap Tol – Deij (1877-1965),
Jaap Tol – van de Bollenpikker (1842-1923),
Jaap Tol – de Beer (1935),
Jaap Tol – ouwe Zak (1917-1956),
Geertje Tol (Geesje van t bruggetje),
Simon Tol – kleine Sijmen (1858-1938),
Jan Tol – Bliek (1881-1954),
Jan Tol – Boei (1931-1985),
Jan Tol – van de Krap (1868-1942),
Klaas Tol – Houten/Kakie (1868-1948),
Klaas Tol – Oeleboelebap/Klaas met zijn vingers/Klaas Praat (1894-1968),
Thames Tol – Gatje (1848-1926),
Thames Tol – de Bout (1915-1997),
Thames Tol – van Pieltje (1859-1942),
Thames Tol – Krabbetje (1836-1889).
De familienaam Tuijp of Tuip.
Albert Tuijp (1884-1966) was een zoon van Jacob Tuijp en Tonia (Teune van de Bel) Bien. Zijn bijnaam werd Ab van Teunis. De man had een winkel in manufacturen, en met name kleding voor de Volendamse klederdracht, aan de Haven 33. Hij werd zijn hele leven bij zijn bijnaam genoemd.
Kees Tuijp (1909-2003) was een zoon van Evert Tuijp (1868-1955), bijgenaamd de Kopere. Hij kreeg als bijnaam de Buldog.
Frederik Tuijp (1907), de bekende vis commissionair, kreeg de bijnaam: Fuikie. Zijn hele leven was het Fuikie. Die naam stond ook op zijn facturen, en nu weer op die van zijn kleinkinderen.
Natuurlijk kwam het ook voor dat een bijnaam tot in één gezin beperkt bleef. Bijv. Jan (1942), Dirk (1937) en Evert Tuijp (1936) de Broeder.
Klaas Tuip (1913-1996), bijgenaamd Klaas Dood, is een man met fantasieën. Dan komt het wel eens voor dat een door hem verteld ‘waar gebeurd verhaal’ niet altijd wordt geloofd. Daarom kreeg hij de tweede bijnaam: Klaas Jokstra.
Kees Tuip (1922-1990), een zoon van Klasie Okke, werd “Ceasar” genoemd omdat hij een sterk atletisch gebouwd lichaam had en modern was gekleed. Een zijden sjaaltje was zijn handelsmerk. Ook zijn kinderen ’erfden’ die bijnaam. Herman Ceasar, Klaas Ceasar enz.
Zo had je ook de familie Tuijp, zonder bijnaam. Hein Tuijp (1901), Japie Tuijp 1903), Henk Tuijp (1907) en Fruk Tuijp (1909) en Ab Tuijp (1913). Alleen Jaap Tuijp (1915) werd Bakkertje Tuijp genoemd. Hein Tuijp werd altijd bij zijn naam genoemd. Zijn vrouw, Jans Zwarthoed (1906), is nooit bij haar eigen naam genoemd. Dat was altijd: Jans van Dirk van Boertje.
De schipper, Hendrik Tuijp (1883-1961) werd de Buulhouwer genoemd omdat hij het Buultje oftewel de buidel bij zich droeg waatin de vissers hun handelsgeld hadden.
Hein Tuijp (1836-1903) werd de Keuning (in het Nederlands Koning) genoemd omdat hij op fenomenale manier, en met succes, bij de minister en in het parlement, had gepleit voor de belangen van de Volendammer vissers. Jammer dat slechts een klein, achteraf gelegen straatje, naar hem is vernoemd. Velen zouden het een goede zaak vinden de naam van de H.J. Calkoengracht gewijzigd zou worden met de naam van de Hein Tuijpstraat. De reden is dat ook Hein Tuijp veel meer voor Volendam heeft betekend dan Hendrik Calkoen.
Hendrik Tuijp (1901-1948) kreeg zijn bijnaam omdat hij een erg groot lichaam had dat veel op Paus Pius X leek.
Jan Tuijp (1866-1951) had in de jaren twintig t/m zestig van de vorige eeuw een grote prachtige vis- en garnalenhandel nabij de Ventersgracht en Rokersgracht te Volendam. Iedereen noemde hem en zijn bedrijf altijd: Jan van Japie.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Pieter Tuijp – Potje (1896-1965),
Jan Tuijp – Jan Tien (1896-1971),
Jan Tuijp – Pulebap (1868-1954),
Jan Tuijp – Nolletje (1812-1883),
Jan Tuijp – Vuigie (1895-1968),
Jan Tuijp – Jan kakt makkelijk (1817-1888),
Jacob Tuijp – Bokkie (1857-1920),
Jacob Tuijp – ouwe Petje/Pet (1815-1886),
Jaap Tuijp – de Zwijger (1874-1955),
Jaap Tuijp – Stiek (1938-2023),
Jaap Tuijp – van Schipper (1838-1876),
Hein Tuijp – Paus (1901-1948),
Hein Tuijp – Tjoklat (1931-1997),
Hendrik Tuijp- - de Buulhouwer (1883-1961),
Klaas Tuijp – Kitte (1914-1960),
Klaas Tuijp – Okke (1824-1866).
De familienaam Veerman.
Klaas Veerman (1901-1977) sprak zijn voornaam eens niet al te duidelijk uit. Het klonk wat naar Klaus. Het was raak. Zijn leven lang is het Klaus geweest. En zijn kinderen werden genoemd: Jan Klaus, Dick Klaus, Thoom Klaus enz.
De heer Cornelis Veerman (1906-1951) kreeg de bijnaam ‘Sompie’ omdat hij op de lagere school erg goed kon rekenen. “Elke som die de meester opgaf loste hij heel snel en goed op”. Cornelis Veerman is slechts 45 jaar oud geworden. Als u dan bedenkt dat de A.W.W. (de Algemene Weduwen- en Wezen wet) pas in 1959 pas werd ingevoerd, kunt u wel nagaan hoe arm die moeder, net als zovele andere moeders onder gelijke omstandigheden, het met haar gezin heeft gehad. De oudste kinderen moesten daarom wel heel jong meewerken om te kunnen overleven.
Piet Veerman (1943) en zijn neef Jaap Schilder (1943) van de beroemde band “The Cats” zijn volle neven. Hun moeders waren zussen. Zij waren dochters van Crelis Steur. Deze man was o.a. koster in de St.Vincentiuskerk. Daarom werd zijn bijnaam: Crelis van de koster. Al zijn kinderen en kleinkinderen kregen de bijnaam: Koster. Daarom werden zowel Piet als Jaap, Piet de Koster en Jaap de Koster genoemd. De vader van Piet had als bijnaam: Japie van Piet Veerman. De vader van Jaap had als bijnaam: Klaas van de Bibber.
Over de beroemde band de Cats gesproken; Harmen Poes (1905-1973) een zoon van Hein Veerman van de Mottige (1871-1969) had een botter de VD38. Op een dag maakte hij het zeil vast aan de mast. Een van de mensen aan boord dacht een kat op het dek te zien. Hij riep; 'Er loopt een kat op het dek'. Dit was echter Harmen die met zijn hoofd om de mast kwam om te kijken of alles goed ging. Het leek precies een kat omdat Harmen nogal een mager gezicht met een volle haardos had. Vanaf toen kreeg hij als bijnaam 'de poes'. Zijn jongere broer welke ook bij de gemeent heeft gewerkt kreeg hierdoor de naam 'Poessie'. Deze naam is ook wel bekend van Kees Veerman (Poessie) van de Cats. Andere broers en zusters hebben de bijnaam ook enige tijd gehad maar is na enige tijd opghouden.
Een bijnaam waarvan het in de rede ligt dat die te achterhalen is die Jan Veerman (1887) bijgenaamd Jan van de Schutter. Zijn kinderen erfden deze bijnaam ook weer allemaal. Dit zijn bv. Hein van de Schutter, Piet van de Schutter enz.
Zo overkwam het Gerrit Veerman, bijgenaamd Gerrit Pen (1913), onverwachts dat een klein meisje die nog maar nauwelijks kon lezen hem en zijn gezin onbedoeld een onzinnige, rare, bijnaam gaf. Dat buurmeisje, dove Gaartje, wilde de naam Pen uitspreken. Zij kwam niet verder dan de hoofdletter P. Ze zei op z’n Volendams: pu’ en dat herhaalde zij. Pu pu. Zijn gezin had de bijnaam te pakken: Puppe.
Bepaalde personen kwamen heel gemakkelijk aan hun bijnaam. Vader Veerman droeg de bijnaam: Ouwe Thoom van Creel (1837-1897). Zijn zoon kreeg als het ware vanzelfsprekend de bijnaam Creel van Thoom (1869-1955.
Ook Klaas Veerman (1872-1955), bijgenaamd Klaas Fik kreeg een groot gezin. Zijn zonen, kregen allemaal verschillende bijnamen. Klaas werd Klaas de Robbert, Jan werd Stale Jan, Jaap werd Kromme Veeken, Hein werd Hein Bel. Neeltje Veerman werd pietje Bep (pietje betekent tante) genoemd. De kinderen van Stale Jan werden allemaal naar de bijnaam van vader genoemd. Piet de Stale, Klaas Stale, Bruin Stale enz. De kinderen van Hein Bel werden allemaal naar de bijnaam van vader genoemd. Klaas bel, Henk Bel enz. De kinderen van Klaas de Robbert werden echter allemaal naar de voornaam van hun moeder genoemd: Dick van Pietje, Klaas van Pietjes, Henk van Pietje, Aal van Pietje enz.
Kees Veerman (1890-1977, bijgenaamd Kees Doede was eenden houder van beroep. Zijn bedrijf had hij aan het Edammerpad. Zijn kinderen werden als volgt genoemd: Kees werd Kees Doede, Dick werd Dick Doede, Hein werd Hein de Valk Jan werd Jan Wels en Thoom werd Thoom Tuf genoemd. Fré en Piet en de dochters Gaar en Lijp werden naar de voornaam van hun moeder genoemd. Fre van Gees, Pietje van Gees, Gaar Gees en Lijpie van Gees. Een broer van Kees Doede, Fré Veerman (1902-1977), dreef een snoepwinkel van C. Jamin aan het Noordeinde 8. Hij kreeg al snel zijn bijnaam. Fré van Sjamin. De kinderen werden: Kees Sjamin, Thoom Sjamin enz. In onze jeugd kochten wij als kinderen van ons zakgeld van een kwartje toffees bij Jamin. Die waren lekker, maar ons zakgeld was dan ook meteen weer op.
Tijdens een weekend fietsen naar Arnhem was mijn slaapmaatje Jan Veerman, bijgenaamd Jan Betje (1942). Hij vertelde het volgende: Toen ik net van de ambachtsschool in de bouw kwam te werken, vroegen de bouwvakkers natuurlijk naar mijn naam. Met Jan Veerman was ik kansloos. Met de lelijke bijnaam (Toet) van vaderskant wilde ik niet geconfronteerd worden. Daarom koos ik voor de bijnaam van moederskant. ‘Bet’. Dus ik antwoordde: Jan Betje. Als je hem had, was het goed. Dankzij moeder Bet hebben vele Zwarthoedjes de bijnaam ‘Bet”.
Tijdens datzelfde weekend zei de voorzitter van de tourclub en arts Jan Kwakman (Bolletje 1940). Dan komt men bij mij op het spreekuur, en dat merkt men op. ‘Dokter, nou heb ik dut of dat, en dat heb ik nag nooit at. Dan zeg ik: Ja, man, of ja vrouw, dat zegge ze allegoar’. Deze Jan Kwakman (Bolletje) is slechts 62 jaar oud geworden.
Twee broers die beiden Jan Veerman heten. De ene broers kreeg de bijnaam Jan Knep (1898-1972) en de andere broer werd aangeduid als Jintje Pupeltje (1904-1978). Deze Jan Knep kreeg twee zonen. Zij werden genoemd: Jan Knep(1932) en Jan Knep (1938).
Twee broers, Jan en Evert Veerman, beiden onbevreesd en onverschrokken, beiden tientallen jaren zeevaarder op de wilde vaart. Beiden zijn nooit bij hun gewone naam genoemd. Jan was Jumbo (1893-1961) en Evert was Seek (1887-1962). Evert Seek was als Zeeman weinig thuis; dat was een van de redenen, waarom zijn vrouw Hille Butter hem scheidde op 14 April 1925. Het was waarschijnlijk de eerste officiele scheiding in Volendam. Hille was ook heel “belezen, iets wat in die tijd, zeker voor een vrouw, heel bijzonder wa; haar moeder zei van haar: ik hew ‘r ientje, die het letters ete! Ook figureerde Hille geregeld op Schilderijen, Volendamse foto’s en ansichtkaarten. Werken met haar beeltenis zijn onder meer te vinden in de kunstcollectie van hotel Spaander, het Waterlands Archief en bij het Zuiderzeemuseum.
De broers Veerman hadden allemaal de bijnaam: Kadij. Jan Kadij (1906-1976) en Kees Kadij (1914-1994). De oudste broer Kees werd echter “de Buif” (1899-1985) genoemd.
De heer Jan Veerman (1890-1986) kreeg de bijnaam “Schieterhout” nadat hij met vriendjes had gespeeld met een schieter (pistool) van hout. Hij noemde het een schieterhoutje. In onze jeugd maakten wij ook pijl en bogen en katapulten van takken van bomen.
Piet Veerman (1897-1975), wonende op het Doolhofpad 5 was een nette beschaafde visserman, hij wilde uit principe niet vloeken. Door sommigen werd de GVD wel eens als vloek gebruikt. Niet door Piet. Piet wilde ook geen ‘potverdorie’ zeggen. Hij zei dan: Potdomme. Dat had je dan maar een paar keer te zeggen dan had je je bijnaam. Pietje Potdomme.
Cornelis Veerman (1899-1895); vroeger had hij duiven en ze noemden hem daarom de duif later werd het “De Buif” .
Jan Veerman (1924-1993), visboer en zoon van Kees Doede, kon vroeger heel goed voetballen. Hij werd genoemd naar een destijds beroemde Engelse voetballers Wels. De man is nooit meer anders genoemd dan: Jan Wels.
Dat gold ook voor Evert Kluessien (1921-1989), die Piola werd genoemd. Op een zeker moment kende niemand meer Evert Kluessien en wist iedereen wie Piola was.
Hein Veerman (1883-1972) werd ‘Hein van Piet de Potter’ genoemd. Een van zijn zonen kreeg de bijnaam ‘Piet de Radder’ (1911-2004).
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Bruining Veerman – Slinger (1854),
Thomas Veerman – Bommie (1862-1919),
Hendrik Veerman – de Bun (1911-1954),
Cornelis Veerman – de Witbol (1910-1951),
Cornelis Veerman – de Mottige (1834-1900),
Simon Veerman – Dekker (1877-1951),
Jan Veerman – de Ridder (1886-1950),
Jan Veerman – Rolie (1846-1919),
Jan Veerman – Stamper (1922-1994),
Jan Veerman – Donderdag (1814-1877),
Thomas Veerman – de Koe (1859-1925),
Thomas Veerman – de Stomme (1909-1959),
Thomas Veerman – ouwe Thoom/van Thoom (1800-1886),
Jacob Veerman – Poppekast (1913-1979),
Jacob Veerman – van de Kluit (1819-1881),
Jaap Veerman – van Dat (1875-1960),
Jaap Veerman – Don (1883-1944),
Jaap Veerman – van Kaak (1908-1976),
Piet Veerman – Stekeraap (1880-1959),
Cornelis Veerman – Poes (1901-1988),
Hendrik Veerman – Huug (1899-1977),
Evert Veerman – van Rooie Job (1901-1967),
Evert Veerman – Dieg (1920-1990),
Evert Veerman – van dikke Piet (1880-1954),
Evert Veerman – Buurman (1916-1974),
Sijmen Veerman – Ats (1910-1982),
Hein Veerman – van kleine Hein (1865-1922),
Aaltje Veerman – van grote Hein (1883-1954),
Albert Veerman – van Set (1828-1902),
Piet Veerman – Lut (1907-1967).
De familienaam Van Vlaanderen
De achternaam Van Vlaanderen is een mooie naam. Toch kregen de meeste Volendammers met die naam de bijnaam: Pan of Fladder. “Als het maar anders was, dan was het goed”.
Jaap van Vlaanderen (1912-1976), de groenteman uit de St.Jozefstraat, heeft er mede voor gezorgd dat de mooie familienaam nimmer zal uitsterven. Hij werd altijd aangesproken met: “Japie Keessieman”.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Thoom van Vlaanderen – Fladder (1935-2022),
Jan van Vlaanderen – Aardappel (1947),
Klaas van Vlaanderen – Pan (1904-1959).
De familienaam Zwarthoed.
De familie van hoofdonderwijzer Klaas Zwarthoed (1905) kreeg de bijnaam “Doede”. Doede was aanvankelijk een voornaam. Zijn zoon Jaap werd zodoende Jaap van Doede genoemd.
Twee broers: Jan (1922) werd, Jan Toetjes genoemd en Kees (1913) werd “Vetje” genoemd. Jan Zwarthoed (1918) hielp in de tweede wereldoorlog een Engelse vliegenier. De naam van de piloot was Balbo. Jan Zwarthoed had zijn bijnaam te pakken. Zijn hele lang leven droeg hij de naam Balbo.
Dirk Zwarthoed (1913) kreeg een dubbele bijnaam. Max Pum. Hoe kwam dat? Wel in 1955 werd Max Eeuwe wereldkampioen schaken. Deze Dirk kon redelijk goed dammen en deed dat ook graag. Zo werd Dirk Pum, Max Pum. Of het nou om dammen of schaken ging dat namen de Volendammers niet zo net.
Dankzij moeder Betje Nabbe (1878) hebben vele Zwarthoedjes de bijnaam ‘Bet”.
Onder de familienaam Zwarthoed waren er uiteraard nog veel meer bijnamen. Bij het horen van de naam Dick Zwarthoed (1938) zou men in Volendam niet weten welke persoon wordt bedoeld. Maar zeg je Tess Koffiedik dan weet iedereen het. Nu gaat het weer om de vraag: Hoe komt iemand aan zo’n bijnaam? Dan gaan we terg naar de familie van zijn vader, Freek (1913). Zijn vader was een mooie lange slanke man met donker haar en diepbruine ogen. Dit verklaart wellicht waarom hij “Koffiedik” werd genoemd. Zijn broer Jan (1903) was van beroep kolenboer en kreeg als bijnaam Jan Blok. Zijn oudste broer Dick Zwarthoed (1900) was gehuwd met Trijntje Hesselman. Dick Zwarthoed was in zijn vrije tijd, als vrijwilliger, vaak te vinden in de bibliotheek te Volendam. Deze Dick Zwarthoed was een uiterst rustige en belezen man. Wellicht dat dat de reden is geweest waarom hij geen bijnaam heeft gekregen.
Zijn broer Klaas Zwarthoed was onderwijzer van beroep. Die was getrouwd met een zuster van Dr. Jacob Tuijp. Klaas Zwarthoed (1912) was hoofdonderwijzer in Kudelstaart. Tijdens de vakanties kwam hij altijd met zijn echtgenote naar Volendam. Een uurtje Klaverjassen met de Volendammers was dan zijn lust en zijn leven. Als hij dan weer eens even gemoedelijk op z’n Volendams over koetjes en kalfjes kon praten vond hij dat heerlijk. Vanwege zijn beroep van schoolmeester, noemde men hem in Volendam de “maister”.
Ook hun broer Bruin Zwarthoed kreeg geen bijnaam. Een van hun zussen, Aagt (1905), was gehuwd met Jaap Leeflang. In 1950 verhuisden zij met hun gezin vanuit Abcoude naar de W.J. Tuijnstraat te Volendam. Hun oudste zoon Jaap Leeflang, die met Lien Bos gehuwd is, was op het moment van de verhuizing 14 jaar. Vermeldenswaardig is dat alle broers van Jaap Leeflang daarna van Abcoude naar Volendam zijn verhuisd.
Andere bijnamen binnen deze familienaam zijn o.a.:
Jan Zwarthoed – Jennootje (1890-1969),
Jan Zwarthoed – de Jent (1819-1865),
Jan Zwarthoed – Troet/Poejan (1868-1952),
Jan Zwarthoed – Blok (1903),
Jan Zwarthoed – Prop (1845-1894),
Jan Zwarthoed – Bouwe Lat (1821-1878),
Jan Zwarthoed – Boertje (1846-1912),
Jan Zwarthoed – Honger (1816-1896),
Jan/Jintje Zwarthoed – Toetjes (1914),
Cornelis Zwarthoed – de Smorrel (1821-1899),
Cornelis Zwarthoed – de Likker (1845-1919),
Cornelis Zwarthoed – Rooie Kil (1840-1901),
Thames Zwarthoed – de Pranger (1808-1898),
Aaltje Zwarthoed – mooie Aaltje (1877-1956),
Dirk Zwarthoed – Dirkie Tumpie (1921-1991),
Sijmen Zwarthoed – van de Beer (1911-1999),
Kees Zwarthoed – Kirrie (1858-1936).